De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018
De wandeling in PDF formaat
Begin van de wandeling: kruispunt Jl Parapatan / Jl Senen Raya.
Over dit kruispunt loopt een viaduct vanuit het noorden, Jl Pasar Senen, naar het zuiden, Jl Kramat Raya.
Daaronder loopt in noordoostelijke richting de Jl Kramat-Bunder (Kramatplein).
’t Was al donker, maar het Kramatplein lokte ons aan. Aan een boekenstalletje hing het Octobernummer van De Fakkel en de man vroeg er 60 cent voor, die ik betaalde, want mijn novelle stond er in. Iemand was dat nummer al bij hem wezen verpatsen, zooals hij zei. Midden op het verbazend gezellige avondpleintje, onder die groene boompjes, had een Indo-Europeaan stoelen en tafeltjes neergezet en verkocht daar limoen en stroop en koffie-ijs en goedkoop eten. [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 37-38] |
Links: Jl Pasar Senen.
Pasar Senen
De aanleg van den Grooten Zuiderweg is veel ouder. Anno 1678 werd op last der Regeering een weg “gerooijt ende gecapt” lijnrecht van het zeestrand tot “Mr. Cornelis eijlandt”, derhalve van den tegenwoordigen Priokweg naar Goenoengsari, Senèn, Kramatbrug enz., eene flinke onderneming voor dien tijd, waarbij de Compagnie echter alleen het ruwe werk deed, terwijl zij de voltooiing en het onderhoud van den weg op degenen schoof, wier grond daaraan grensde. [Oud Batavia I, 443-444]
Meer informatieVandaar dat Pasar Senen later wel de Vinkepasser heet. Vóór zijn dood verkocht Vinck het land Weltevreden in 1749 aan Mossel voor 28.000 Rds., dus veel minder dan hij er zelf voor had betaald, niettegenstaande het land door den aanleg van den pasar belangrijk in waarde was gestegen. [Oud Batavia, 405-406] De pasardag was Maandag (van daar de naam Pasar Senèn), maar reeds Mossel zegt in 1751 dat de pasardagen zijn Maandag en Vrijdag en in 1766 blijkt, dat ook op andere dagen wordt verkocht. Sedert 1739 viel deze pasar buiten de pacht der groente-kramen en winkels. In 1766 is de huur 4.000 Rds. per jaar, omstreeks 1800 bedraagt die 10.000 Rds. Nog in 1815 stonden op dezen pasar geene steenen huizen doch enkel 229 petakken van planken met pannen dak en 139 van bamboe en planken met atap dak. [Oud Batavia I, 410-noot] Ofschoon dus hier oorspronkelijk slechts op maandag markt gehouden werd – Pasar Senen – groeide met de steeds toenemende uitbreiding en ontwikkeling der stad ook de behoefte naar meer marktdagen, met het gevolg, dat Pasar Senen nu iederen dag, ook ’s Zondags, gehouden wordt. Elke groote koloniale stad in het Verre Oosten heeft zoo’n druk punt als dit, waar een conglomeraat van bevolkingsgroepen samenkomt om te koopen en te verkoopen. We kwamen op Pasar Senen en liepen langs de eetstalletjes met de fietsen aan de hand. Daar hing altijd de geur van trassi, van een opengesneden nangka of doerian bij de warongs, een geur van rottende vis en pas geroosterde kikkerbilletjes. We gingen zitten op een paar wrakke stoeltjes, even buiten een eenvoudige Chinese warong. We dronken ajer djeroek en stroop soesoe. Hoe kon het zo opeens feest worden? Madi haalde zijn fluit tevoorschijn en keek me vragend aan. Als het niet te heet was, na een plotselinge regenbui bijvoorbeeld, liepen ze samen over Pasar Senen, de fietsen aan de hand. Daar hing altijd de geur van trassi, van de opengesneden nangka en doerian bij de warongs, een geur van rottende vis en pas geroosterde kikkerbilletjes. Dan zaten ze ergens op een paar wrakke stoeltjes, net even buiten een primitief Chinees restaurantje en dronken ajer djeroek of stroop soesoe. Iskander haalde zijn fluit te voorschijn en keek haar vragend aan.
Het kostte moeite een weg te banen door de nauwe, geheel met koopers en verkoopers gevulde gangetjes tusschen de hoopen groenten. Ook de treurige verlichting – een paar petroleumlampen, maakt het verkeer moeilijk. Waarom geen betere verlichting zal men vragen. Gas of electrisch licht is toch gemakkelijk aan te brengen. [De Locomotief, 5 Juli 1917] [Augustus 1924] In deze week werd de eerste gemoderniseerde beton-pasar op Pasar Senen alhier in gebruik genomen. Geen smerige, onhygiënische pasars meer, doch beton-tafels en wegen, welke elken middag schoon-gespoten zullen worden. Een succes voor Dr. A. J. E. de Voogd, wnd. Directeur van het Marktwezen! [Het Indische Leven-6, 56] |
Ga in westelijke richting: Jl Prapatan (Parapatan).
Rechts: 10 – Dharma Wanita.
Dienst VolksgezondheidAchter het moderne gebouw ligt een koloniaal gebouw; vroeger het Hoofdkantoor DVG: Dienst Volksgezondheid, voordien BGD: Burgerlijken Geneeskundige Dienst (1927, Landsgebouwendienst.) Meer informatie[1917] Een tak van dienst, die zich in weinige jaren tijds zeer snel heeft uitgebreid, is de burgerlijke geneeskundige dienst. Voorheen een onderdeel van den militairen geneeskundigen dienst, is eerst in 1910 de burgerlijke medische dienst tot een zelfstandigen diensttak gevormd, onder de leiding van een hoofdinspecteur, die rechtstreeks onder den Directeur van Onderwijs en Eeredienst werkzaam is. In 1915 kwam in het korps een nieuwe splitsing doordat de dienst der pestbestrijding ervan werd afgescheiden en eveneens zelfstandig werd. [Indië geïllustreerd weekblad-1, 144] Het voornaamste gedeelte van de taak van den B.G.D. bestaat, volgens de tegenwoordige inzichten, in het onderzoek naar den staat van de volksgezondheid en de aanwijzing van de middelen tot bestrijding ervan. De uitvoering van die middelen is in den regel opgedragen aan de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur. Slechts in enkele gevallen, als inenting van de bevolking ter beveiliging tegen besmettelijke ziekten, en de bereiding van sera, berust de uitvoering bij den B.G.D. zelf. In hoofdzaak is deze dus, zooals Dr. de Vogel het uitdrukt ‘een zuivere exploratiedienst, die als zoeklicht heeft te werken om de factoren, welke de volksgezondheid schaden of bedreigen, zoowel als die, welke haar kunnen bevorderen, helder voor de oogen der gemeenschap te brengen. [De Taak-1, 384-385] In mijn reisgids lees ik dat er twee en veertig millioen inboorlingen op het eiland Java zijn en sinds de prachtige hygiënische dienst van het gouvernement de epidemieën van cholera, dysenterie en pest bijna geheel heeft weten te bedwingen, sinds de kindersterfte, door de betere hulp en de voorlichting die den moeders wordt gegeven, met sprongen naar omlaag is gegaan, wast het bevolkingsgetal jaarlijks met bijna een millioen zielen. [1920] Onder de ziekten, welke het Inlandsche volk teisteren, vertoont de malaria zich als eene der kwaadaardigste. [...] dat in de kuststreek van Batavia 100% der bevolking geinfecteerd bleek met malaria. Dit werd aangetoond door onderzoekingen op miltvergrooting. In de benedenstreek was het aantal kleine kinderen gering. [...] In Weltevreden was de infectiegraad geringer; in Noordwijk en Koningsplein was het cijfer der miltvergrooting 37 % tot 40 %. De toestand van Batavia verschilt niet van dien in andere strandstreken van Java. [Indië geïllustreerd weekblad-4, 315-319] Uit de toegemeten bezoldigingen moet de conclusie worden getrokken, dat een Indisch arts, hoewel volgens getuigenissen van officieele en bevoegde zijde, wat betreft de strikt medische kennis, ongeveer gelijk staande met den Nederlandsche, en in het belang van land en volk van Indië nuttig en verantwoordelijk werk verrichtend, dikwijls zelfs onder zeer moeilijke omstandigheden, de mindere is van een Hollandsche verpleger of verpleegster. A. Sutrisno Mangundihardjo: In Batavia was ik in de kost bij een oom Surono, een vooraanstaande residentie-arts. Artsen van het hoofdkantoor van Gezondheid in Batavia kwamen vaak bij oom Surono thuis en zo maakte ik kennis met hen. Zijn directe baas, dokter Wolf, at een keer bij ons thuis en toen wij allen aan tafel zaten, merkte hij vriendelijk op: 'Wat zijn de kinderen flink, ze kunnen al met vork en lepel eten.' We aten meestal Javaans en misschien eens per week Hollandse kost: aardappelen en vlees, hutspot, erwtensoep met worstjes. [Verboden voor honden, 130] Tillema was propagandist voor verbetering van de volksgezondheid, allereerst door verbetering van stadsaanleg en woningbouw. Hij beschouwde het oude Indische landhuis met de omlopende galerij als ideaal, maar zag in dat de sterk stijgende grondprijzen in de steden tot verkleining van de oppervlakte der woningen zouden dwingen. [1938] Onder leiding van De Vogel werd de Burgerl. Geneesk. Dienst in Ned.-Indië georganiseerd tot de huidigen Dienst der Volksgezondheid in deze Kolonie. [Persoonlijkheden, 1550-1551] Parapattan 10 – Hoofdkantoor Dienst der Volksgezondheid Een aantal van banden (het herkenningsteken van de ‘Nipponwerker’) voorziene KPM-ers die niet werkten en de 2 laatste Europeesche dokters van de DVG (van banden voorzien), namelijk Teunissen en Rosendahl, zijn naar ADEK gebracht. Een van de festiviteiten morgen is de opening van de I-dai-gaku (Geneeskundige Hogeschool). Rector Magnificus wordt dr. Itagaki, broer van de bekende generaal en ex-premier. De studenten ( ± 100) worden ondergebracht onder de noodige tucht in een internaat gevestigd op Kwitang in 't vroegere DVG-kantoor. Er zijn, 3 Japanners bij, waaronder Tsuruta die bij Itagaki mag wonen. Buitengewoon hard is de complete uitsluiting van alle vroegere Chineesche, Ambonneesche en Menadoneesche studenten, waarvan sommige bijna afgestudeerd waren. Het regime kent geen genade voor zijn vroegere openlijke en tegenwoordige stille vijanden. |
Ga terug en ga rechtsaf – steek de Jl Prapatan en de Jl Kwitang over.
In vroeger tijd lag hier ‘de brug van Kramat’ over de gracht van de Defensie-lijn.
Kramatbrug
Het was een vreemde straat, waar we doorheen reden. Ik wist het: dit was Kramat en daar begon Senen en toch was dit alles anders dan gewoonlijk. In het felle namiddaglicht leek de stad onbekend, door verlatenheid vervreemd van de werkelijkheid. Het was alsof door de hitte de verwaarlozing nog meer aan de dag kwam. Een enkele passerende Europeaan nam zijn hoed af. Ik moest me de eerste keer geweld aandoen niet terug te knikken. We reden door treurige straten. Het werd benauwd en er was maar één wens die ons alleen beheerste: dat dit alles voorbij zou zijn en allereerst deze tergend langzame rit.
[Breton de Nijs – Vergeelde portretten, 13-14] Meer informatie’t Was omstreeks vier uren van denzelfden dag, waarop de Amfitrite ter reede van Batavia was aangekomen. Een huurrijtuig met buitengewoon kleine en magere paarden reed traag langs Pasar Senen in de richting van Kramat. Een enkel heer zat in dat rijtuig. Hij droeg den uniform der nederlandsch-indische artillerie en had zich zoo gemakkelijk mogelijk achterover in het rijtuig geworpen. Zijne gelaatstrekken waren niet onaangenaam, zijne aschblonde knevel en krullende aschblonde hairen, zijn hoogroode blos, zijn wijdgeopende lichtblauwe oogen en een zeker waas van luchthartige nonchalance vormden een geheel, ’t welk, zonder een hooge mate van eerbied of van vertrouwen te wekken, toch geenszins het denkbeeld van achterdocht of van omzichtigheid deed ontstaan. Hij richt zich op, terwijl het rijtuig over de brug van Kramat rolt – ge herkent hem terstonds – ’t is Jonkheer Hektor van Spranckhuyzen. Gedurende den rit zingt Van Sprankhuyzen al luider en luider, om plotseling te zwijgen, toen het rijtuig de brug van Kramat bereikt had. Daar stijgt hij uit en beveelt den koetsier om te wachten. Hij ijlt de brug over en slaat rechts om den weg op, die naar kampong Kwitang voert. Nu went hij zich links en gaat het nauwe voetpad in, dat naar midden van den kampong leidt. Na eenig heên en weder loopen, staat hij stil voor een klein bamboezen huis. Een licht flikkert door de reten. Op zijne teenen nadert hij de woning en klopt plotseling luide aan. Hij haastte zich voortdurend meer, zijn tred was een weinig onvaster geworden, maar toch geenszins wankelend. Soms keek hij nog uit gewoonte om, maar Pénurot was ziek – wie zou hem thands kunnen bespieden. Doch zoodra een bendi of een rijtuig hem voorbij reed, week hij behoedzaam ter zijde in de schaduw. Juist was hij de brug van Kramat genaderd. Haastig ging hij deze over. Daarna wendde hij zich rechts. |
Links: Grand Theater. (Rex Theater; in 1948 “Grand” bioscoop).
Rex theaterMen gaf daar de eerste komische franse films en Pathé-Color met bloemballetten en vizioenen van afgrijselijke groengekleurde duivels met vlekkerige vuurrode tongen, daarna, geweldige overgang, de eerste lange films die een hele avond duurden: Zigomar, de Koning der Bandieten, De Roman van een Arm Jongmeisje, en later nog veel mooier, de romeinse reconstructies, Quo Vadis, Spartacus, Cleopatra, met een inlands orkest rijk aan blaasinstrumenten, dat het zelfde opgewekte en sentimentele wijsje speelde uit het circus en met volkomen ernst Ach, du lieber Augustin bij het afscheid tussen de romeinse veldheer en de egyptische vorstin. Het duurde maar even voor het voor de bioscoop en op het Senenplein stil werd. Een paar betja’s waren achtergebleven, een omgeworpen blik met pinda’s die overal verspreid lagen, de tafel en de lege pan van een pisanggorengverkoper, het nog brandende vuur in een anglo. De winkels werden gehaast gesloten en de lampen gedoofd. Ook het geluid van het schieten verdween. De stilte op het Senenplein werd even later verstoord door de sirenes van de jeeps van de Nederlandse militaire politie en van twee vrachtauto’s vol soldaten van de militaire politie. Hun witte helmen lichtten als doodshoofden op in het duister van de nacht. Meer informatieDe mentaliteit van den Inlander, moet ik deze vergelijken met des Inlanders mentaliteit van vroeger? Het optreden van den Hollander van heden ten dage, moet ik dat vergelijken met het optreden van vroeger? Moet ik u een bioscoop beschrijven, die stampvol met inlanders zit? (Schrijf zelf met hoofdletter of zonder, zooals ge wilt.) Een zeer moeilijke aangelegenheid is in een land, waar menschen van zeer verschillende levensopvattingen en –gewoonten door elkander leven, de filmkeuring. [Insulinde, 160-161] Principieel was de ‘Radar’ tegen iedere censuur voor volwassenen, maar men wilde, gegeven de ongelijke ontwikkelingsniveaus van het Somalesische volk en vooral gegeven de praktijken van de internationale filmindustrie, erkennen dat het vooralsnog misschien verkieslijker zou zijn, de mogelijkheid open te laten dat bepaalde films zouden kunnen worden verboden. De film heeft een slechte invloed op de jeugd en je zou eens moeten zien hoe funest films zijn voor Inlanders. Die vatten het heelemáál averechts op, ze zien Europeanen op de film knoeien en gappen, Europeesche vrouwen nog veel erger, ze leeren de meest geraffineerde trucs, en zoo gaat het beetje respect, dat ze nog voor ons hebben, ook nog verloren dank zij de lessen van Hollywood. Ziedaar de moderne, opgeheven Kromo van Batavia. Een of meer vrouwen bij zich, die zich hullen in een wolk van parfums, in te lange sarongs en met kant afgezette kebajas, liefst precies als van de Njonjas. Moderne Adindas! En dan maar wandelen... of naar de bioscoop, vooral als er moordgeschiedenissen zijn. “Er is vanavond concert in den Kunstkring” zegt zijn vrouw, die zoo kwiek de voorgalerij komt opgestapt, als was er voor haar geen heete dag geweest... of: “Ik heb met Bertha en Jan afgesproken dat we gezamenlijk naar die film van Gary Cooper gaan”. Hij kauwt op zijn sigaar, hij drinkt den laatsten slok uit zijn glas en zegt “goed”, wanneer hij een dociel en volgzaam echtgenoot is; wanneer hij dat niet is zegt hij: “Ik verdom het ...” Dinsdag, 31 maart [1942] Batavia is weer zodanig rustig, dat de avondklok is verzet tot half twaalf Japanse tijd. Bioscopen zullen spoedig worden heropend met Amerikaanse, Engelse en Duitse films. Er zijn nog voldoende films in het land om de Japanners voorlopig zoet te houden. De eerste film bij de heropening van het 'Capitol'-theater zal zijn 'The Great Dictator' met Charlie Chaplin. Alleen toegang voor Japanse officieren. Aanvankelijk werden alleen Japanse films vertoond welke de Japanse legers hadden meegebracht – alle bioscopen kregen Japanse namen. Films, afkomstig uit landen waarmee Japan in oorlog was, mochten niet langer worden vertoond. Het bioscoopjournaal bracht van begin tot eind Japanse propaganda. Ook werden van begin '43 af door twee Japanse filmbedrijven Japanse films bewerkt voor een Indonesisch publiek. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 240-242] |
[1919] Van het Waterlooplein voert een zeer breede verkeersweg langs Senèn, Kramat en Salemba naar het landelijke Meester-Cornelis. Langzamerhand wordt deze vroeger zeer rustieke, hoewel druk gebruikte, weg ‘gemoderniseerd’ in een bijna volgebouwde straat. [Indië geïllustreerd weekblad-3, 159] Hoegeng Iman Santoso: Toen de Japanners in maart 1942 binnentrokken, ging ik naar Kramat, een punt in de stad waar zij langs zouden komen. lk keek naar hun binnenkomst alsof het een film was, alsof ik er zelf geen deel van uitmaakte. Het kon de Indonesiërs weinig schelen dat de Hollanders verslagen waren. Bij velen heerste zelfs een reactie van: Nah, rasain sekarang, modar kamoe, wat zoveel wil zeggen als: Zo, ondervind het zelf nu maar, crepeer! [Verboden voor honden, 136-137] |
Ga rechtdoor: Jl Kramat Raya.
Links: 11 – Panti Asuhan Muslimin – Lembaga Rumah Piatu Muslim. (Protestantsch weeshuis, het Djati-gesticht).
... het Protestantsch weeshuis, het Djatigesticht, rechts. Laatstgenoemde dateert reeds van 1854. Er bestaan hier nog meer instellingen op het gebied van armenzorg en liefdadigheid, zoodat men met voldoening kan getuigen, dat ook Indië zijn armen en weezen niet vergeet. |
“Ze woonden namelijk op Kramat ...”
Dat het niet tjotjokte tussen mevrouw De la Fosse en mevrouw Bergamin kwam niet omdat ze elkaar niet mochten lijden. Daarvoor is het immers nodig dat men elkaar kent, zij het slechts van aanzien. Vrouwen kunnen dan een directe intuïtieve afkeer van elkaar opvatten, die nadere kennismaking overbodig maakt. Later komen dan altijd geruchten bewijzen dat juist was wat beiden altijd wel van elkaar gedacht hadden. Maar mevrouw De la Fosse en mevrouw Bergamin kenden elkaar ternauwernood van aanzien, ook al woonden ze sinds jaren naast elkaar. Dat kwam eensdeels door de grote stoffelijke afstand die hen scheidde. Ze woonden namelijk op Kramat in oude Indische huizen met grote erven. Op de grenslijn tussen die erven stond een pagger, die overigens nauwelijks opviel door de dichte begroeiing van beide tuinen. [Mahieu – Verzameld werk, 87-88] |
Links: 21. (Bataviasche Verkeers Maatschappij.)
Bataviasche Verkeers Maatschappij
In mijn gaan naar de stad is onlangs eene kleine verandering gekomen; niet wat de dagen of uren, maar wat het vervoermiddel betreft. Sedert verleden week namelijk loopen de wagens der tramwaymaatschappij voorbij onze woning, en ik profiteer daarvan. De uitgaaf is gering, te gering bijna om te kunnen duren: 10 centen heen en 10 centen terug. Niemand begrijpt, hoe de Maatschappij, tegen zulk een laag tarief, met voordeel werken kan; doch zij moet wel, schijnt het, omdat anders de konkurrentie met de kleine inlandsche voertuigen niet vol te houden is. Velen gelooven (met mij), dat die worsteling haar ondergang ten gevolge zal hebben; doch van harte hoop ik het tegendeel.
[Huet – Brieven II, 147-148] Meer informatie1869-1880 Bataviasche Tramway-Maatschappij > 1882-1930 N.-I. Tramweg-Maatschappij; [1869] Nieuws is hier niet, als alleen dat er een weinig windhandel gedreven wordt in tramway-aktiën, en de Indische Handelsbank door de Bataviasche Weeskamer gedagvaard is wegens smerige transaktiën in de nog smeriger zaken van Lichtenberg. [1897] Ik had me niet voorgesteld een zóó zeer Europeesche stad te vinden, waar nu nog alleen een stoomtram, maar weldra ook een electrische tram de reizigers van de beneden stad – de handelswijk – naar Weltevreden, Rijswijk, Kramat en Meester Cornelis heen en weder voert, waar electrische verlichting en gasgloeilicht den nacht tot dag maken, waar alle comfort van een Europeesche metropool te vinden is en een ontzachelijk druk rijtuigverkeer ontstaat, door de menigte dos-à-dos, karretjes, landauers, berliners, breaks en phaëtons, die onophoudelijk heen en weder rijden, waar zelfs de inlandsche koetsiers in onbeschoftheid niet onderdoen voor hun confraters in Europa. In November 1919 werd begonnen met de uitvoering der ombouw-plannen, welke voor het publiek bemerkbaar zullen zijn in de volgende voordelen: Elke 5 minuten een tram in beide richtingen langs de bestaande baan; ruim voldoende plaatsaanbod, dus geen overvulling meer; betere remkracht, doordat de nu bestaande zware treinen zullen getrokken worden door de nieuwe locomotieven, welke met luchtdruk geremd worden en de oude locomotieven met de nieuwe lichtere treinen zullen rijden en dus beter kunnen stoppen, en doorrijden vóór langs het station te Kramat. [Het Indische Leven-3-6, 110] Van het kleine station op den hoek van Noordwijk en Molenvliet, rijdt een stoomtram langs de gracht tot aan de voorsteden; ieder kwartier komen de wagens voorbij, hijgend en ratelend, en telkens is de derde klasse coupé opgepropt met inlanders. De koortsige haast van het europeesche leven heeft ook deze langzame Oosterlingen aangegrepen. Zij hebben hun sirih-kauwen en dagverdromen op ’t matje in den koelsten hoek van het huis er aan gegeven, en ’t stoffige pad verlaten waarlangs ze gewoon waren op een ris achter elkander voort te sukkelen, wanneer ze naar de markt moesten; en daar verdringen ze zich nu met hun allen op de ‘duivelskar’, waar ze zelfs niet eens kunnen zitten zooals ze gewoon zijn, namelijk op hun hurken. Schouder aan schouder, twee rijen wit, zitten de zakenlui op de trambanken, ieder een portefeuille op de knieën... te staren! Dat is het rechte woord... staren en zwijgen. Vanwaar die gewoonte gekomen is, en hoe ze ontstond, en waarom ze nog bestaat, weet niemand, maar een fatsoenlijk man in de tram staart en zwijgt. Als je iets te zeggen hebt, doe je dat met gedempten stem. Een prettige aanblik is dat. Op 9 Mei 1923 brak de staking van spoorwegpersoneel op Java uit. Ze werd geproclameerd door de Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, en de aanleiding daartoe – niet de oorzaak ervan – was de arrestatie van Semaoen, de voorzitter der vereniging. De oorzaak was de bezuinigingspolitiek van gouverneur-generaal Fock, die tot ingrijpende verlaging van salarissen en lonen geleid had. 3 Januari 1925 – Vorige week had op het traject Kramat – Mr. Cornelis het proefrijden plaats met de nieuwe electrische wagens [...] Met een snelheid van 70 K.M. [Het Indische Leven-6, 623] In een circulaire, die is uitgegaan van het gemeentebestuur, is ons aangezegd, dat wij met ingang van morgen alle overtollige koperen, ijzeren, stalen en messing gebruiksvoorwerpen moeten inleveren. Indien er naar het oordeel van de bezetters onvoldoende vrijwillig wordt ingeleverd, zal huiszoeking en beslaglegging volgen. In dit verband herinner ik er aan, dat in Batavia de meeste ijzeren hekken, brugleuningen, spoor- en tramrails enz. door de Japanners al zijn weggebroken. Zaterdag, 31 maart [1945] Onder de kop 'Vooruitgang in het verkeer te Soerabaia' meldt de 'Soeara Asia' van donderdag j.l. de wederinstelling van de paardetram, plaatsbiedend aan 14 personen en door 2 knollen getrokken. Op de trams en openbare gebouwen waren in het Engels leuzen geschilderd voor de nieuwe bezetters die nog komen moesten: 'We want freedom', 'Freedom is a right', 'Better selfgovernment than good government'. Ik behoorde tot degenen die ze geen ongelijk konden geven, maar het was mij niet aan te zien. Ze zagen de eerste betjaks, voortgetrapt door de pezige, zwarte benen van slonzige kerels. Ze zagen de eerste met zweren overdekte bedelaars, en de haveloze trams zonder ramen. Ze reden langs een plein waar grote huizen stonden en de hartstocht van bronzige bougainvilles gloeide. |
Rechts: 106 – Museum Sumpah Pemuda. (Bloemenhandel Hersia.) Open: di – do, za, zo: 8 – 16, vr: 8 – 16.30.
Eed van de Jongeren
Als symbool van dit alles werd op de slotzitting (met verlof van de chef van de centrale recherche die persoonlijk aanwezig was) door de journalist Soepratman eerst op de viool, begeleid door een guitaar, de melodie gespeeld van een door hem gecomponeerd lied, Indonesia Raya (‘Groot-Indonesië’), en werden vervolgens, terwijl de rood-witte vlag gehesen werd, met guitaarbegeleiding de woorden gezongen die een verheerlijking van land en volk van de Indische archipel inhielden. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 329-330]
Meer informatieSoegondo Djojopoespito werd in 1905 in Toeban (Oost-Java) geboren. Hij volgde de Holland-Inlandse school in zijn geboorteplaats en de MULO in Soerabaia, waarna hij de Algemene Middelbare School in Djokjakarta doorliep. Vanaf 1925 was hij student aan de Rechtshogeschool in Batavia; hij deed in 1928 zijn kandidaatsexamen, maar brak daarna zijn studie af ter wille van de nationale zaak. In 1927 was hij voorzitter van de Perhimpoenan Peladjar-Peladjar Indonesia (Unie van Indonesische studenten) en in 1928 leidde hij het tweede Indonesische Jeugdcongres dat met zijn Soempah Pemoeda (Eed van de Jongeren), waarmee de Indonesische eenheidsgedachte principieel werd erkend, vermaard is geworden in de Indonesische geschiedenis. ... de Eed van de Jeugd. Die luidde als volgt: ‘Wij zonen en dochters van Indonesië erkennen één vaderland, Indonesië. Wij zonen en dochters van Indonesië erkennen één volk, het Indonesische volk. Wij zonen en dochters van Indonesië aanvaarden één taal, het Indonesisch.’ Van deze taal, genaamd Bahasa Indonesia, zouden Indonesische schrijvers en dichters voortaan systematisch en doelbewust gebruik maken, en niet meer van het Nederlands. Pogingen om dat te doen waren er wel geweest en zelfs het pleidooi (van Muhammad Yamin) op het Jeugdcongres van 1928 om het Maleis tot nationale taal uit te roepen werd in het Nederlands gehouden. Johanna (‘Jos’) Masdani-Toemboean: Op 28 oktober 1928 bevond ik me in het clubgebouw voor het tweede nationale jongerencongres. Daar had zich al een hoop jongeren verzameld voor een plechtige gebeurtenis, het afleggen van de Jeugd-Eed, de Soempah Pemoeda. Voor die dagen onder het koloniale bewind was het een revolutionaire daad. Het was een indrukwekkend samenzijn dat je het opwindende gevoel gaf een aandeel te hebben in een historische gebeurtenis. [Verboden voor honden, 33-34] Ibu Supeni: lk hoorde dat jongeren in Batavia de Jeugd-Eed hadden afgelegd voor één natie, één volk en één taal. lk begon alles te lezen wat over het nationalisme verscheen in de kranten en periodieken. Zo ook de beroemde pleitrede van Boeng Karno voor de Landraad van Bandoeng. [Verboden voor honden, 78] Azis Saleh: Het nationalistisch gevoel was al eerder bij mij ontstaan in Malang, toen ik lid was van Jong Java, dat later met andere regionale verenigingen opging in Jong Indonesië. lk zat ook bij de nationalistische padvinderij in 1928, het jaar van de Jeugd-Eed in Batavia. Pas twee jaar later was de betekenis van die historische jeugdbijeenkomst tot ons jongeren in Malang doorgedrongen. [Verboden voor honden, 96-97] Wanneer en aan welke delen van 'Oost-Indië' 'onafhankelijkheid' zou worden verleend, was in het midden gelaten – met dat al mochten Soekarno en de zijnen het als een stap in de goede richting beschouwen dat Japan zich ten aanzien van het einddoel van zijn politiek had vastgelegd en vooral ook (dat werd eveneens op 7 september bekendgemaakt) dat het Indonesia Raya en de rood-witte vlag waren toegestaan die bij uitstek de symbolen waren geworden, niet van een onafhankelijk 'Oost-Indië', laat staan van een onafhankelijk Java, maar van een onafhankelijk Indonesië.[Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 954-955] |
Rechts: 132 – Badan Penelitian dan Pengembangan.
(Gouvernements Accountantskantoor Batavia, Centraal Kantoor voor Dactyloscopie (Dept. v. Just.) en Kantoor Pharmaceutische Fabriek D.V.G. – voordien Civiele Pensioenfondsen.)
Pensioenfondsen[1926] De overheid wil een begin maken en stelt een “overgangsfonds’ in. Niet voor álle 140 000 “Inlandsche burgerlijke landsdienaren”, maar in eerste instantie voor de 30 000 die een maandelijks salaris van f 50. of meer hebben. Het wordt bovendien “opgezet op de basis van den monogamen huwelijksvorm. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-29, 144, 149] Volgens het tamelijk ingewikkelde systeem van berekening dier pensioenen ontvangt de weduwe van een landsdienaar een pensioen, ten bedrage van een zeker percentage van het laatste door haren echtgenoot genoten salaris, met een maximum van f 160 per maand. [Het Indische Leven-1-45, 884-885] Meer informatieDe Hollanders komen naar Indië om carrière te maken, op hun vijftigste jaar gaan ze met pensioen en de rest van hun leven slijten zij in Holland. In Indië heb je na 20 jaren dienst al recht op pensioen en predikanten reeds na 10 jaren. Een ‘dorado’ is Indië wel voor de ambtenaren, vindt je niet? En toch schelden een menigte Hollanders Indië uit voor 't ‘beroerde apenland’. De oude Raden-Ajoe heeft alles verdobbeld. Ik geloof, dat zij niets meer heeft dan haar pensioen, ik meen twee-honderd-veertig gulden. Ook onder haar kinderen zijn er eenige, die net als zij geen grove aanwijsbare fouten hebben, maar die toch ‘een god zijn in ’t diepst van hun gedachten’, die vinden (zooals bijna alle Indo-Europeanen), dat de blanda, het blandagouvernement, ervoor moet zorgen, dat zij te eten hebben en aan het einde van hun levensweg met een wandelstok naar ’s Lands Kas kunnen gaan om het maandelijksch pensioen. Japanse salarisschalen moesten worden toegepast en dat, als uitvloeisel daarvan, niemand een hoger maandsalaris mocht ontvangen dan f 500 (tegelijkertijd werden de huren verlaagd: met 25% voor de laagste tot 50% voor de hoogste). Gemiddeld kwamen de Japanse schalen neer op een korting met meer dan een derde – daarbij herinneren wij er aan dat zich in maart en april op de pasars op Java waar men zijn dagelijkse inkopen moest doen (veelvuldiger dan vroeger, omdat een deel van de inheemse straatkooplieden de woningen van Nederlanders en Indische Nederlanders ging mijden), de prijzen aanzienlijk stegen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 312-313] [1942] De uitbetaling van mijn pensioen was na Maart gestaakt en wij hadden juist voldoende geld in huis om het twee maanden uit te houden. Hoe wij daarna zouden moeten rondkomen was ons een raadsel. Met een ander dekreet zijn de pensioenen nu inderdaad afgeschaft. Een harde slag niet alleen voor gepensionneerde Europese ambtenaren, maar vooral voor de tienduizenden Indo-Europese en Indonesische oud-landsdienaren, die zijn gepensionneerd na vele jaren vorstin en vaderland te hebben gediend. |
Rechts: 134 – Vincentius Putera. (Batavia’s Vincentius Vereeniging, Jongensinternaat, Pastorie H. Hartkerk 1916, Hulswit / Cuypers).
De Katholieken plegen die Gestichten onder de benaming en bescherming te stellen van den Heiligen Vincentius a Paulo, den grooten apostel der barmhartigheid, die eenmaal geheel zijn leven en geheel zijne kracht wijdde aan de verzorging der armen. [Juni 1920] Op het terrein van de Bat. Vincentius-vereeniging te Kramat is de eerste steen gelegd voor eene nieuwe Kath. Kerk door den Pro-vicaris van Batavia den H. Eerw. Heer A. Th. van Hoof, in tegenwoordigheid van het Kerkbestuur der Bat. Vincentius-vereeniging en de architecten en aannemers van dezen bouw. [Het Indische Leven-1-44, 878] [1942] Naast deze oude inrichtingen zijn vooral in de laatste vijf en twintig jaar vele andere gekomen; in het bijzonder van Katholieke zijde werd aan de weezenverzorging veel aandacht besteed. Op talrijke plaatsen vindt men door de missie opgerichte Sint Vincentiusgestichten. [Insulinde, 146] |
Het interneringskamp Kramat.
KramatkampHet interneringskamp Kramat (1942-1945) werd aan de noordkant begrensd door Jl Kramat IV (de ‘Vincentiuslaan’). Aan de oostkant was de grens de Jl Kramat Raya / Salemba Raya, aan de zuidkant de Jl Kramat VIII (Gang Obat) en westelijk de Kali Ciliwung. Het kamp was door de Jl Raden Saleh verdeeld in “Kramat Noord” en “Kramat Zuid”. Na de oorlog, in de bersiap-tijd, was het een beschermings- en opvangkamp. ‘De slag is gevallen' voor de Europeesche vrouwen in Batavia. Iedereen die geen man heeft ter bescherming moet verhuizen naar 2 kleine wijken, een achter Tjideng en een op Kramat. Het heeft nog 6 weken de tijd. Er moet eerst weer geregistreerd worden. Ieder gezin zou één kamer krijgen. Meubilair kan en mag natuurlijk niet meegenomen worden. Meer informatieUit de bedoelde mededeling bleek dat er twee beschermde wijken zouden komen: de Kramat-wijk en de Tjideng-wijk, en uit de overige artikelen van verordening no. 33 dat allen die niet tot de te isoleren groepen behoorden maar wel in die wijken woonachtig waren, vóór 1 oktober de wijken moesten verlaten, dat de verhuizingen in oktober dienden te geschieden en dat wie er nadien niet woonachtig was, een speciale vergunning nodig zou hebben om er binnen te gaan. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 346-347] In september kreeg het GESC een nieuwe taak toebedeeld: het moest zorg dragen voor de huisvesting in de Kramat- en Tjideng-wijk waarin de Japanners de Nederlandse vrouwen, kinderen en oudere mannen wilden afzonderen. Toen die wijken in de loop van oktober ontruimd waren, liet het GESC de woningen schoonmaken; het regelde verder de verdeling van die woningen en het subcomité voor de transporten nam de verhuizingen voor zijn rekening. Ook richtte het GESC in beide wijken kampwinkels in, waarheen het regelmatig hoeveelheden goederen liet overbrengen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 368-369] Eind augustus '43 werden de ca. vijf-en-twintighonderd vrouwen, kinderen en oudere mannen die zich in het Kramat-kamp bevonden, naar het Tjideng-kamp overgebracht (dat tegelijk tot de helft van zijn omvang werd teruggebracht en dus zeer aanzienlijk voller werd) – Kramat werd nadien gebruikt als interneringsoord voor ca. vier-en-dertighonderd mannen, vrouwen en kinderen: Nippon-werkers met hun gezinnen, vrouwen en kinderen van niet-Nederlandse nationaliteit en geesteszieken. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 764-765] |
Ga linksaf: de voetbrug op.
De loopbruggen over de autobanen, ook alweer een idee van de inventieve Ali Sadikin, waar twaalf jaar eerder nog weinig gebruik van werd gemaakt maar waar wel veel mopjes over werden getapt (‘Sumatra heeft rivieren zonder bruggen en Jakarta bruggen zonder rivieren’), functioneerden nu wel. [Vuyk – Reis naar het vaderland, 8-10] |
Vanaf de voetbrug zicht op Jl Kramat Sentiong. (Gang Sentiong).
Zaterdagavond naar tante Noes, Gang Sentiong. God, wat een rotgang! Slapend, vervallen huis achter vermoeide palmen in half verrotte tonnen met scheefgezakte verroeste hoepels. [Mahieu – Verzameld werk, 281-282] |
Ga de voetbrug terug en ga de Jl Kramat Raya terug.
Ga linksaf: Jl Kramat V (Kramatlaan).
HollandscheEerst in de latere jaren der 19e eeuw en daarna toenemend kreeg men hier en daar bepaalde Europeesche wijken na ontruiming der daarvoor noodige terreinen door de inlandsche bevolking. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-26, 125] Mogelijke architect van deze woningen: Moojen (1910).
Herman [Salomonson] huurde daarop een huis met een boven- en benedenverdieping aan de Kramatlaan op nummer 13. In dat laantje woonden mensen uit de toplaag van Batavia: artsen, juristen en wetenschappers. De onderlinge sfeer was gemoedelijk. Annie schreef erover in een brief van 2 mei 1924: “t Verdere laantje zijn allemaal vrienden en leenen alles van elkaar, ze hebben allemaal dezelfde waschman, groenteboer enz. enz.; de meubelen en kinderen gaan heen en weer.’ Het wonen in het laantje beviel zo goed, dat Salomonson in 1924 een huis aan het einde daarvan kocht: Kramatlaan 24. [Nieuw Letterkundig Magazijn] Nr 22... of de zeldzame étagewoning in de Kramatlaan , waar wij ‘net als in Holland’ een trap op moesten naar de slaapkamers. Vanaf het balkon kon men over het dichte groen van struiken en heggen kijken tot ver in de tuinen van zij- en overburen; de laan liep dood aan de oever van de kali, daarachter lag een van de grootste kampoengs van de stad onder hoog geboomte. Meer informatieZelfs werd de mogelijkheid dat ir Cramer zich naar het paleis zou begeven om in naam van de Nederlandse SDAP de regering op te eisen, niet uitgesloten geacht. De dolste verhalen gingen rond. Cramer zou gouverneur-generaal worden en Schotman directeur van Onderwijs: de ‘rooie rakkers’ hadden, heette het, de baantjes al verdeeld. Cramers woning in de Kramatlaan te Batavia was omringd van spionnen van de Politieke Inlichtingendienst, die moesten rapporteren, wie er op bezoek gingen. De 'vijandelijke' vrouwen en kinderen, die naar die buurten moeten verhuizen mogen alleen huisraad voor dagelijkse levensbehoeften meenemen. Wat gebeurt er met 't meubilair van de Europeanen in Batavia? Wordt 't in beslag genomen of voor 'n appel en 'n ei (in duizenden huizen!) verkocht? Er verhuizen iedere dag tientallen vrouwen en er wordt eerlijk geloot voor de Tjideng- of Kramatbuurt. |
Ga bij de Kali Ciliwung linksaf: Jl Inspeksi Ciliwung.
Links: Jl Kramat VII (Laan Wiechert).
Laan WiechertNo 35. – Ir E.A. Voorneman; woonde op nr. 35 voordat hij in de burgemeesterswoning aan het Burgemeester Bisschopplein ging wonen. (Wandeling Jakarta 12.) → [...] de aansluiting aan de waterleiding te bevorderen. Deze laatste zaak, is in de groote Europeesche steden sinds jaar en dag geregeld, tot gerief van de inwoners, is hier nog een nieuwtje. Er is wel reeds een begin mede gemaakt; zoo is hier bijna een geheele straat, de jeugdige Laan Wiechert, een zijstraat van den Kramatweg, van een waterleiding voorzien. En het is een genot om daar in de huizen rond te gaan en overal de bekende Hollandsche kraantjes te zien blinken en in de keuken een kanjer van een kraan boven de aanrecht te ontdekken. [De Locomotief, 14 Maart 1910] Vrouwen en kinderen blijven voorloopig nog in 't Kramatkamp, omdat er in Tjideng zelfs naar Japansche opvattingen geen plaats meer is. Ook zieke mannen worden nu eindelijk aangepakt en naar ’t Kramatkamp gebracht. Meer informatie't Kramatkamp is de avondklok ingesteld om 't gescharrel van jonge getrouwde vrouwen – de barmeisjes etc. – met jongens van 16 te voorkomen. Alle met Hollandsche mannen getrouwde buitenlandsche vrouwen ook de Duitsche – zijn vandaag opgeroepen bij de PID. Het waren er ± 500. Ze moesten in schoolbanken gaan zitten en werden in 't Engelsch toegesproken. Hun werd medegedeeld dat ze morgenmiddag 5 uur allemaal in 't Kramatkamp moeten zijn met achterlating van al hun huisraad – uitgezonderd de gebruikelijke kast per gezin en bed + stoel per persoon. Dankzij de 'goedheid' van Nippon mochten zij eerst nog naar huis en dankzij diezelfde ‘goedheid' zou hun geld niet afgenomen worden. Er zouden weer vrouwen van Kramat naar Tjideng zijn overgebracht omdat de bedoeling is 't Kramatkamp (ook voor Duitsche vrouwen?) op te heffen. Beteekent dit dat de laatste werkende mannen worden opgepakt en de restjes van gezinsinterneering worden afgeschaft? Het gezinsinterneeringskamp Buitenzorg is op 'n nacht naar 't Kramatkamp overbracht. [1945] Er hebben sinds zaterdag ook geen conferenties meer plaatsgehad en de algemene indruk is, dat de Japanners het nu weer welletjes vinden. De hele commissie-Spit *] is in het Kramatkamp opgesloten en zal daar vermoedelijk ook wel blijven, in ieder geval tot de komst van een geallieerde party, die op 8 september a.s. per parachute op het vliegveld Kemajoran wordt verwacht. *] Onder leiding van de heer Spit, de vicepresident van de Raad van Indië, hadden deze lieden een plannetje uitgedokterd dat hierin bestond, dat het voorlopig gezag voor Indonesië in handen zou komen van Spit en het groepje dat door hem min of meer in vertrouwen was genomen. [1945] Spit, Hogewind en mevrouw Van Starkenborgh werden in een van de interneringskampen voor vrouwen en kinderen te Batavia opgesloten, het Kramatkamp. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 532-537d] |
Rechts: Jl Raden Saleh 30, Mesjid Ap – Makmur (Moskee Tjikini, ca.1850).
Godsdienst is bedoeld als een zegen voor de menschheid, om een band te vormen tusschen alle schepselen Gods. Allen zijn we broers en zusters, niet omdat wij dezelfde menschelijke ouders hebben, maar omdat wij allen kinderen zijn van een Vader, van Hem, die daarboven in de hemelen troont. Broers en zusters, moeten elkaar liefhebben, helpen, sterken, steunen. O, God, soms zou ik wenschen, dat er nooit een godsdienst had bestaan. Want deze, die juist alle menschen tot één vereenigen moest, is door alle eeuwen heen oorzaak geweest van strijd en verdeeldheid, van de bloedigste en gruwelijkste moordtooneelen. Menschen van dezelfde ouders staan dreigend tegenover elkaar, omdat de wijze, waarop zij één en denzelfden God dienen, van elkaar verschilt. Menschen, wier harten door de teederste liefde met elkaar verbonden zijn, keeren zich diep ongelukkig van elkaar af. Verschil van kerk, waarin toch dezelfde God wordt aangeroepen, richt een scheidsmuur voor beider voor elkaar luid kloppende harten. die ‘k, voete’ ontschoeid, eerbiedig binnentreê, / liggen de vromen in hun biddens-ure: [Ter Haghe in: Indië – Indonesië, 37] |
Rechts: een brug in de Jl Raden Saleh (Raden Salehlaan).
Tjiliwoeng[1920] Er is te Batavia een weg, de Radhen Saleh-laan, eerst betrekkelijk kort geleden werd aangelegd, – ik meen zoo iets van 15 jaar geleden, – en die nu reeds véél te smal blijkt te zijn. De weg werd nog gemaakt in de periode dat er geen gemeenteraden waren, door de B.O.W., en dùs ligt de as van de brug, welke zich in dien weg bevindt, scheef op de as van de weg. Dat is nu eenmaal B.O.W.-gebruik. Waarmede ik geenszins wil zeggen, dat er, wanneer de weg door de Gemeente ware aangelegd, beter werk zou zijn geleverd. Volstrekt niet! Als er, op het oogenblik dat de weg moest worden bebouwd, reeds gemeenten geweest waren, was de weg er vermoedelijk nòg niet. Enfin, de weg is er wel, maar hij is erg smal, en bij de scheve brug maakt hij een rare draai. De brug zal dus worden verbreed; een werk waarmede wellicht f 15 à f 20.000 gemoeid zal zijn. [Het Indische Leven-1- 44, 876-877] Meer informatieIn de vroege negentiende eeuw reisde iemand als Raden Saleh naar Europa om er een van de grote olieverfschilders van zijn tijd te worden. Zijn romantische doeken oogsten nog steeds veel lof. De viool bleek al die jaren door de schoonouders van zijn nicht in Tjimahi te zijn bewaard, en nog geheel intact te zijn. Maar toen hij de viool uiteindelijk weer onder zijn kin kon klemmen, en hij slingerend op de fiets over de Raden Saleh laan Bengawan Solo trachtte te spelen dreven er tientallen lijken in de Tjiliwoeng, van mensen die hem in de vooroorlogse jaren hadden zien spelen en dankbaar geapplaudisseerd hadden.
|
Ga linksaf: Jl Raden Saleh (Raden Salehlaan)
Rechts: Jl Raden Saleh I – behuizing ‘Troostmeisjes’.
Het aantal vrouwen dat echt tot prostitutie gedwongen werd lag lager. Hun wachtte meestal een leven vol schaamte, trauma en sigaretten, véél sigaretten. Hoeveel kinderen er uit die betrekkingen zijn geboren, is onbekend; vermoedelijk enkele duizenden. Naar schatting kwamen ook twee- à driehonderd vrouwen van Europese afkomst in de militaire prostitutie terecht, de meesten onder dwang. Daarnaast werd gebruik gemaakt van professionele sekswerkers. [...] uit Tokio kwam eind april [1944] het bevel binnen dat alle bordelen waarin Nederlandse en Indisch-Nederlandse vrouwen en meisjes werkzaam waren, gesloten moesten worden. Begin mei kwam het tot die sluiting – de betrokken vrouwen en meisjes werden allen eerst in de speciale wijk van de Nippon-werkers in Buitenzorg geïnterneerd, later in een afgesloten gedeelte van het Kramat-kamp te Batavia. ‘Er werd’, aldus een der in Semarang aangewezen meisjes, ‘in het geheel geen verschil gemaakt tussen de vrijwilligsters en de gedwongen meisjes. Wij werden door de dames, die buiten het voor ons gereserveerde gedeelte zaten, verschrikkelijk behandeld, uitgescholden, bespuwd enz., omdat zij niet wilden geloven dat er tussen de vrijwillige prostituees ook gedwongen meisjes zaten. Het leven was daar voor ons een hel.’ [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 778-779] |
Links: 29. (Secretariaat van De Indische Douanebond).
Waardering vond de [De Indische] courant in de kringen der ambtenaren, in het bijzonder der georganiseerde ambtenaren, en in die der Indonesische intellectuelen. De afdelingen van de Spoorbond, de Postbond en de Douanebond in Oost-Java maakten tot het laatste toe propaganda voor De Indische Courant. De ambtenaren voelden de gevolgen van het regiem-Fock, dat uitgesproken koloniaal-kapitalistisch was en er naar streefde op de landsuitgaven te bezuinigen door de salarissen te drukken, aan den lijve. De regering had de Salariscommissie-Damme ingesteld, die een nieuwe bezoldigingsregeling moest ontwerpen, zodanig dat de totale personeelsuitgaven van f 260 millioen tot f 180 millioen teruggebracht zouden kunnen worden. [Koch - Verantwoording, 151] |
In het tempo, dat u van den Amerikaanschen filmthriller kent, reden we nu door een aantal straten, die door een omineuze verlatenheid gekenmerkt werden, en halverwege Tjikini sloegen wij links af, langs het Tjikini-hospitaal tot we bij het Kramat-kamp aankwamen. [...]Toen wij weer instapten om er heen te rijden, riep een Hollandsch majoor uit het kamp ons toe, dat wij in geen geval den directen weg naar Pasar Senèn moesten nemen, en hij wees ons daarbij op een paar stilstaande tramwagons, ’n tweehonderd meter verder, waarachter, zooals hij zei, pemoeda’s met karabijnen verscholen zaten. [Fabricius – Hoe ik Indië terugvond, 89-91] |
Op het eind van de straat woonde voor WO II op nr. 54 de arts Daamen.
De opvoeding van de kinderen bracht veel teleurstelling en ergernissen. Het gebeurde maar zelden dat ze dankbaar gestemd was en dat was dan alleen jegens de oudste die opgroeide tot een forse jonge vrouw, met iets statigs in haar lopen. Helemaal Europees! Tante sprak over haar als over ‘de kroon van de familie’, maar met des te meer minachting kon ze van beide andere kinderen zeggen: ‘Moet je die heupen toch zien en die buik... een echt Inlandse bouw, ja?’ De jongste, Deetje, zo zei Tante Sophie, kon soms zo ruiken alsof ze altijd petéh at, zo’n vreemde, doordringende lucht. Ze had het kind elke maand laten purgeren – één lepel Engels zout – maar die eigenaardige transpiratielucht was gebleven. Ten einde raad was ze toen maar voor die ‘echt Inlandse lucht’ naar Van Braam gegaan, de vrouwenarts die op de hoek van Raden Saleh woonde. [Breton de Nijs – Vergeelde portretten, 162-163] |
Ga terug naar de brug en ga voor de brug linksaf.
Volg de weg langs de Kali Ciliwung: Jl Inspeksi / Jl Cikini XI.
Het achterste leven van zulke huizen dan is even obscuur en onbekend als achtersten behoren te zijn. Je ziet daar van de kali af alleen strakke, bevuilde en bestofte achtermuren van de bijgebouwen, met starre ronde ogen van ventilatieopeningen, met gemene glasscherven op muurtjes, met soms toch nog wel een verveloos en half vermolmd deurtje, waarvan het slot vastgeroest is en het gangetje erachter zó volgepropt met weggegooide rommel, dat een indringer er toch niet binnenkomen kon, ook al zou hij het deurtje forceren. Van die achtermuren af tot aan de oeverkant toe waren soms nog wel brokkelige stukjes grond, waarop onkruid een verwaarloosd leven leidde tussen gebroken flessen, aardewerk en roestend blik, eens over de muur gegooid in een moment van wrevel. De enige mensen die deze brokjes grond wel eens betraden, waren vissers die hun werpnetten kwamen uitmesten. Maar het zat er te vol doornen, scherven en vuil om er met plezier te vertoeven. Ook waren er vaak slangen. [Mahieu – Verzameld werk, 52-53] |
de opeenstapeling van boeiend verlangen geen bloem, maar toch een bloem Zo zingt de kali terwijl zij zich in bochten kronkelt en langs Djakarta met haar billen strijkt. [Rendra in: Indië – Indonesië, 100] |
Links: Jl Jambrut (Nieuwe laan).
Vóór de Jl Jambrut lag links: de achterkant van Hoofdbureau van de Pandhuisdienst, een afdeling van het Dept. van Financiën. G.G. Van Limburg Stirum eiste stipte rechtvaardigheid ten aanzien van de kleinste der 'kleyne luyden'. Te Grissee waren twee Indonesische pandhuisbedienden ontslagen. Zij zonden een rekest aan de landvoogd, die een onderzoek gelastte. [Koch – Batig slot, 20-21] |
Na de Jl Jambrut maakt de Ciliwung een scherpe bocht naar rechts.
Op deze hoogte ligt links aan de Jl Salemba Raya het ziekenhuis Moh. Ridwan Meuraksa.
Op de plaats van dit ziekenhuis stond in 1872 de woning van de familie Busken Huet:
Ons nieuwe huis
Dit is mijn eerste briefje aan U uit ons nieuwe huis; ons eigen huis, mag ik er bijvoegen, want daar het niet te huur was, zijn wij te rade geworden, het (op zijn Indisch) te koopen. Weder wonen wij nu op Kramat, evenals gedurende de twee eerste jaren, maar aan de andere zijde van den weg; en als gij onze woning zaagt, zoudt gij ons hoop ik gelijk geven, dat wij ons ter wille van zulk een huis met zulk een tuin voor eene poos sommige ontberingen getroosten. Niet-alleen zijn de vertrekken ruim en overvloedig, zoodat èn mijne vrouw, èn Gideon, èn ik, behalve eene gemeenschappelijke voor- en eene gemeenschappelijke achtergaanderij, elk twee vrije kamers kunnen hebben, maar de tuin, die met dubbele rijen boomen uitkomt aan eene kromming in de rivier, gelijkt zoo waar een buitenplaatsje.
[Huet – Brieven III, 39-40] Meer informatieUit de Kampong, zeide ik. Kampongs zijn de soort van dorpen, waarin de inlanders wonen (waschlieden, allerlei werkvolk, bedienden buiten betrekking enz.). In de stad zelve treft men ze niet aan, maar wel onmiddellijk daarbuiten. Het achtererf van ons huis grenst aan zulk eene kampong, en kommuniceert er mede door middel van eene opening in onze heg, waardoor de bedienden heen en wedergaan. Men is in de gelegenheid, daar ter plaatse althans iets van het javaansch-maleische leven op de daad te betrappen; doch om daarin te slagen, moet men, gelijk van zelf spreekt, in het voorbijgaan met dat volkje een gesprek kunnen aanknoopen. En dat kan ik nu in het geheel nog niet. Mijne vrouw en Gideon zijn volmaakt wel, en wij beginnen ons in ons nieuwe huis regt op ons gemak te gevoelen. Alleen de afstand is eene schaduwzijde. Het punt Kramat, waar wij thans wonen, ligt minstens even ver van Batavia’s centrum als de Bloemendaalsche kerk van Haarlem. |
En buiten was het plotseling volslagen donker. Maar uit dat duister klonk allengs het koor der duizenden insecten op, en van de tallooze kikkers die aan onze bocht in de rivier huizen. En ze zongen daar hun lied dat, de eeuwen door, in de tropische nachten geklonken heeft, en dat precies zoo geklonken moet hebben in den tijd dat Coenraad Busken Huet woonde onder deze oude boomen die, éénmaal per jaar, prijken met bloedroode bloesemschermen ... bij Kramat, aan eene kromming in de rivier... [Melis Stoke – Ik kijk de kat, 12-15] |
Links: Jl Kenari III – Ongeveer 50 meter verder ligt de spoorbrug van de lijn naar o.a. de voormalige opiumfabriek.
Daar lag een grote ijzeren spoorbrug met grote bogen over de rivier. We waren compleet stupefait, want voor zover wij wisten ging in de stad de trein maar op één plaats over een ijzeren spoorbrug, op Antjol. We werden ongerust: zou de rivier ons stiekum uit de stad gevoerd hebben? Dus werd direct aangelegd bij de eerstvolgende wilde stam aan de rivier en aan een inboorling gevraagd waar dit stukje oer-natuur ergens lag op Gods aardbodem. De man, die tot aan z’n knieën stond te trappen in een mand tempeh-beslag en daarbij alsmaar om zijn as draaide, legde uit waar we waren: daarzo, in het westen, lag Pegangsaän, wees de linkerarm die de ene helft van de aardbol afdraaide, en daarzo, wees de voortbewegende rechterarm langs de rest van de horizon lag de opiumfabriek. [Robinson – Piekerans van een straatslijper, 16-17] |
Ga linksaf Jl Kenari III en volg de weg naar rechts.
Ga op T-kruising linksaf: Jl Kenari II.
Rechts: nr. 51: gedeelten van het voormalige spoorwegstation: Halte Salemba.
Het station had lijnen naar het noorden en het zuiden en tevens een lijn naar de opiumfabriek. De Opiumfabriek lag oostelijk, links achter deze huisjes. Voor het voltooien van den bouw en de verdere inrichting van de fabriek ter bereiding en verpakking van tjandoe [opium] voor de opiumregie, waarvoor, ongerekend den aanleg van een zijspoor van de halte Pengangsaän naar het emplacement van bedoelde fabriek, oorspronkelijk geraamd was f 278.080, is boven dit bedrag toegestaan de door den chef van den dienst der opiumregie nog noodig geraamde som van f 133.200, zoodat de kosten in Nederlandsch-Indië van den bouw en de inrichting der fabriek in het geheel nader zijn begroot op f 411.280. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-2, 118] |
Links: 15 – Museum M.H. Thamrin.
ThamrinThamrin was wethouder van de gemeente Batavia, zie diorama. “Wij hebben niets te verbergen, en wenschen geen geweld! Stuur ons betrouwbare intellectueelen, en geen verklikkers, die de dingen half begrijpen en verkeerd overbrengen!” – Maar daarop gaf de Toewan mij geen antwoord! – En nu vraag ik U, soedara’s, hoe lang nog zullen wij worden geplaagd door die ellendige spionnen, dat duivelsch ongedierte?" Meer informatieBovendien werd in 1916 de Politieke Inlichtingendienst (PID) opgericht, die het gewoel van de inheemse massa in de gaten moest houden. Op de publieke bijeenkomsten waren er voortaan agenten aanwezig die vergaderingen mochten onderbreken wanneer het hun te bar werd. Buiten hem liepen toen nog maar weinige bekwame leiders meer op vrije voeten rond: Thamrin werd de aangewezen leider van de nationale beweging. Het gezag, dat hij in alle kringen genoot, was in die zijner politieke tegenstanders vermengd met ontzag voor de kracht zijner argumenten, de logisch sterke inhoud en de suggestieve vorm van zijn betoog en voor de slagvaardigheid in het debat. Men erkende in hem de tegenstander van groter formaat dan zowat allen die aan eigen zijde de parlementaire strijd mee streden. En het ontzag werd vrees, en uit die vrees werd achterdocht geboren ten aanzien van zijn bedoelingen. Thamrin was, naar de schatting van het gros Europeanen, deloyaal. Evenzo als hij de Volksraad behandelt en de instelling daarvan prijst, niet om de ‘schoonheid van het gebaar’, maar om de politieke handigheid ervan: ‘een tegenstander is minder gevaarlijk in een woelige vergadering dan achter de schermen’, en ‘zeker indonesisch nationalist heeft op mij de indruk gemaakt het hoofd te zijn geworden van Her Majesty's most Ioyal opposition’ (dit compliment kan slechts bedoeld zijn voor de heer Thamrin). Bij de heer Thamrin, ondervoorzitter van de Volksraad, werd huiszoeking gedaan, op een moment waarop hij doodziek lag: hij stierf enige dagen later. Op welke gronden tot deze opzienbarende maatregel besloten was, is nooit duidelijk gemaakt. Het enige resultaat was, dat Thamrin door de bevolking als slachtoffer van het koloniale bewind en martelaar voor zijn overtuiging werd beschouwd en een onafzienbare schare de lijkkist volgde toen hij begraven werd. |
Ga rechtsaf: Jl Salemba Raya (Salemba).
Bij Jl Raden Saleh verandert deze weg van naam, van Jl Kramat Raya in Jl Salemba Raya.
Vóór WO II was de naamsverandering, van Kramat in Salemba op dit punt.
Toen op een dag: plotseling de mededeling, dat Oom Tjen weg zou gaan; gelukkig niet uit Batavia, maar hij zou op zichzelf gaan wonen. Mijn moeder was al enige dagen met hem op stap geweest om naar een geschikt paviljoen te zoeken. Er werd er een op Kramat gevonden, dicht bij Salemba. De buurt was zeer geschikt, want nu kon Oom Tjen van de stoomtram gebruik maken om naar kantoor te gaan. De inrichting van de nieuwe woning werd als vanzelfsprekend door mijn ouders geleverd en het was natuurlijk ook mijn moeder die voor de bedienden zorgde. We kwamen er later dikwijls. [Breton de Nijs – Vergeelde portretten, 38-39] |
Rechts: Pasar Ruko, de plaats van de voormalige Opiumfabriek.
OpiumfabriekBij wijze van proef werd toen in 1894 de Opiumregie op Madoera ingevoerd; de daar verkochte opium was het product van een kleine fabriek in de buurt van Batavia. Tien jaar later (de proef was geslaagd) werd de regie tot heel Indië uitgebreid en verrees elders bij Batavia een grote fabriek. De regie bleek voor het gouvernement zeer profijtelijk te zijn. Zo waren in 1916 de kosten van de opiumproductie en –distributie f 7 mln. en boekte de regie in dat jaar f 35 mln. aan ontvangsten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, noot 171-172] Integendeel, het is een humane daad. Verkoopt het gouvernement het niet, dan hebben wij kans dat vreemde landen het binnenbrengen. De smokkelhandel zal bloeien en de bevolking wordt uitgezogen. [...] Meer informatieHet gebruik van opium behoort mede onder de versnaperingen van den inlander, schoon het inderdaad als een vergif moet aangemerkt worden. Eertijds was het gebruik van dit ligchaam- en ziel-bedervend sap veel grooter dan thans, omdat het Nederlandsche Gouvernement alles in het werk stelt om de neiging daartoe allengs te doen ophouden. Het gebruiken van opium, hetzij kleine stukjes van het verdikte sap te kaauwen, of eene toebereiding daarvan (mádat genoemd) als tabak te rooken, waarop altijd bedwelming volgt, is van ouds veel meer onder Chinezen, Maleijers en Boeginezen in zwang geweest, dan onder de Javanen, waarvan verre weg de meesten met verachting en medelijden op den rampzaligen opiumgebruiker nederzien. Men heeft echter de wanbedrijven der opiumrookers in onderscheidene geschriften zeer overdreven. Een verblijf van vele jaren onder de Javanen, heeft mij overtuigd, dat de voorbeelden daarvan zeer zeldzaam zijn. De stilte en rust die in afioen-kitten heerschen, worden zeer zelden gestoord. De opiumrookers worden zorgvuldig door de Policie gade geslagen, doch doorgaans vergenoegen zij zich met een matig gebruik, geraken in een levendig gesprek, en begeven zich eindelijk te rust, om de aangename droomen te genieten, welke de opium, zoo men wil, te weeg brengt. Een kwaad, erger, grooter nog dan de alcohol, is er hier! Het is opium. O! wat een ellende dat afschuwelijk goed over mijn land, over mijn volk heeft gebracht is niet te zeggen. Het opium is de pest van Java. Ja, erger nog dan de pest is 't opium. De pest is niet altijddurend, vroeg of laat zal zij wijken, maar het kwaad door opium gesticht wordt gaandeweg grooter en grooter, breidt zich hoe langer hoe meer uit en zal niet, nooit verdwijnen, eenvoudig omdat het is beschermd door het Gouvernement! Mei 1903] machtiging is verleend om in daghuur ver-en bijbouwingen en herstellingen te verrichten aan de fabriek der Opiumregie te Salemba, afdeeling Meester-Cornelis (Batavia), zijnde de gezamenlijke kosten geraamd op f 18413. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-6, 111] Een rondleiding in de Opium-Fabriek op Selemba [Het Indische Leven-9, 38-40] |
Het voormalige Huis van Bewaring in de Struiswijkstraat ligt van hier op 1½ km naar het oosten.
Om dat te bereiken:
Ga de voetbrug over en ga aan de oostkant van de Jl Salemba Raya in zuidelijke richting.
Ga linksaf: Jl Salemba Tengah en houd linksaan de Jl Percetakan Negara (Struiswijkstraat, resp. Drukkerijweg).
Na de spoorwegovergang ligt links: Kawasan Perjetakan Negara (Landsdrukkerij) en
rechts LPK Klas I (Huis van Bewaring ‘Struyswijk’ – 1929, Landsgebouwendienst).
StruyswijkDe Kadt werd dus als ‘gevaarlijk revolutionnair’ een dag of tien na aankomst te Batavia opgesloten in de gevangenis op Struiswijk. Toch werd hij kort daarna, onder aandrang van de Nederlandse regering in Londen, op vrije voeten gesteld. Toelatingspapieren kreeg hij evenwel niet, maar er werd een formule gevonden: De Kadt was niet ‘toegelaten’, maar ‘binnengelaten’... 25-12-42 Gisterennacht en vannacht stonden honderden vrouwen al om 3 en 4 uur voor de gevangenispoorten: de eerste dag voor de gewone halfmaandelijksche pakjes (deze keer veel kleine handwerkjes versierd met kerstmotieven) en de volgende dag voor iets extra's: een kerstkoek, waarvan de maten waren opgegeven. Honderden vrouwen voor 'n gevangenis, waaruit geen ander geluid kwam dan ’t slaan van de wachten op de ijzeren rails, die in de uitkijkposten hangen. Meer informatieDe resident en de bestuursambtenaren werden daags daarna naar de gevangenis-Struiswijk overgebracht, de overigen bleven in Glodok en werden in die van wandluizen wemelende gevangenis twee weken vastgehouden. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 836-837] Vrijdag, 20 maart [1942] 10-6-42 Haar sukkel van een man vertelt me zijn Struyswijk ervaringen bij de laatste 'sweep'. Hij heeft één nacht met 6 anderen in een cel gezeten. Slapen deden ze niet, behalve een, die onmiddellijk luid begon te snurken toen hij de steenen vloer zag. De anderen bleven de heele nacht praten en lachen en blikjes open maken. 1-7-42 Hans Polak is na 4 maanden uit Struyswijk gekomen, omdat de belastingdienst weer op de been moet worden gebracht. Hoofd van de heele belastingdienst is een Japanner en Slamet heet zijn voornaamste adviseur te zijn. In Struyswijk is het nog altijd een opgewekte boel en er schijnt genoeg te gebeuren wat de menschen bezig houdt. Van Karnebeek organiseert de sportbeweging. Friedericy houdt 's avonds in zijn slaapzaal 'wie of wat is dat?’ Er zijn in elk blok groote radiotoestellen die nog niet verzegeld zijn. 24-9-42 De toestand in Struyswijk is niet meer als vroeger. Het schijnt dat de stemming gezakt is en geen wonder. De voeding is op den duur ook niet voldoende, o.a. te weinig suiker. Monchen vertelt me dat kleine wondjes bij sport opgeloopen zes weken tijd noodig hebben om te genezen. Veel geïnterneerden schuiven telkens weer met 'n apathisch gebaar de bak met rijst van zich af. Ze zitten voor zich uit te staren. Als er maar ééns per maand een briefkaart naar huis geschreven mocht worden! Zelfs gestraften onder ons regiem werden als regel niet langer dan 6 maanden in Struyswijk gelaten, omdat dat niet gezond werd geoordeeld. 7-10-42 Een groot aantal Engelsche en Amerikaansche vrouwen is opgepakt. (Miep Bridgewood zal er ook wel bij zijn. Miep is met de baby van 5 maanden + de twee dochters uit 't huwelijk met J. de Vries in Struyswijk opgesloten.) Veel Hollandsche vrouwen nemen de wijk naar Bandoeng om aan het Bataviasche kamp te ontkomen. 10-10-42 Doodeheefver (voormalig redacteur van de Javabode) vertelt me, dat de particulieren in Struyswijk zich feitelijk afgescheiden hebben van de ambtenaren, omdat ze ‘voorgoed afgerekend hebben met dat stelletje uitgekotste slappelingen en idioten'. De handel werd slecht geregeerd en was niet voorgelicht. De handel werd in de steek gelaten toen de regeering naar Bandoeng ging. M.a.w. de fout van alles ligt bij de ambtenaren. 31-5-43 Kranten mogen de geïnterneerden helaas niet lezen. Er zijn nooit avondconcerten. De muziek krijgt 2 x per week gelegenheid te oefenen en als gevolg daarvan zijn de cabaretvoorstellingen ('s middags) beperkt tot eens in de 3 maanden. De opsluiting 's avonds is volgens hem 't allerergste. Er is geen anti-regeering of anti-Engelsche stemming meer. Wel veel critiek op 't leger. En op 't feit dat de regeering in de laatste dagen niet waarschuwde en zelfs belette dat er te veel geld van de banken werd gehaald. 27-1-44 In de loop van deze week worden de 4000 bewoners van Struyswijk en ADEK naar andere plaatsen overgebracht. Het vervoer gebeurt ’s nachts maar de heele stad weet 't. Bestemming is onbekend. 't Gerucht wil verschillende plaatsen: Depok, Bandoeng, Pekalongan, Poerwakarta. (naar [XVe Bat. in] Bandoeng) De Japanners, kennelijk gedreven door de behoefte om door de Geallieerden speciaal waardevol geachte krijgsgevangenen in een aparte groep bijeen te brengen, waren er in januari '44 toe overgegaan, alle officieren uit de resterende kampen bijeen te brengen in een gevangenis: de Struiswijk-gevangenis. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 720] Van de meer dan duizend officieren die in Struiswijk opgesloten waren, stierven er tijdens de detentie aldaar (van januari tot oktober '44) vijftien. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 720-721] De Struiswijk- en de Soekamiskin-gevangenis werden begin '44 als interneringsoord voor mannen opgeheven. Uit beide gevangenissen werden de meeste geïnterneerden naar het kamp van het XV de bataljon in Bandoeng overgebracht, de prominenten evenwel eerst naar het kamp van het IVde en IXde bataljon in Tjimahi en vervolgens, in oktober '44, naar een ander kamp in diezelfde plaats: Baros III. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 839] |
Ga weer terug naar de Jl Salemba Raya en steek over.
Vervolg Jl Salemba Raya.
Na rechts Pasar Ruko, de plaats van de voormalige Opiumfabriek:
Rechts: Universitas Indonesia – Fak. Kedoktoran.
(GHS: Geneeskundige Hoogeschool; voordien STOVIA II: School tot opleiding van inlandsche [later Indische] artsen – 1914-’20, Von Essen / Andriesse).
Geneeskundige HoogeschoolDit plan kon de goedkeuring der Regeering wegdragen en een geheel medisch gebouwencomplex werd ontworpen door den bouwkundig ingenieur H. von Essen en volgens diens ontwerpen door de B.O.W. uitgevoerd. In November 1919 kon het nieuwe ziekenhuis, op 5 Juli 1920 het nieuwe Stoviagebouw in gebruik worden genomen. De inrichting van deze gebouwen komt tegemoet aan de aan den Hospitaalweg ondervonden bezwaren. [Indië, geïllustreerd weekblad-7, 89-90] Een eenvoudige opleiding van inheemse medici begon, gelijk eerder vermeld, al in 1851 aan de Dokter-Djawa-school te Batavia; zij werd in het begin van de twintigste eeuw omgezet tot de School tot opleiding van Indische artsen, de Stovia, waaraan korte tijd later te Soerabaja nog een Nederlands-Indische Artsenschool, de Nias, werd toegevoegd. Indië kreeg dus een zeker aantal, aanvankelijk simpel, later degelijk opgeleide inheemse artsen, ‘gouvernements-Indische artsen’, zoals zij heetten; er waren er in '40 ca. tweehonderdvijftig (ruim twintig van die artsen waren van Chinese of Europese afkomst). Daarnaast waren er ook ruim zestig inheemsen onder de in totaal ruim honderdvijftig academisch opgeleiden die ‘gouvernementsarts’ heetten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 168-170] Door al deze veranderingen waren de gebouwen [aan de Hospitaalweg – zie Wandeling Jakarta 9] weer te klein geworden en zoo werd naar aanwijzingen van den in 1915 overleden directeur Dr. Noordhoek Hegt een geheel nieuw gebouwencomplex ontworpen voor school, geneeskundig laboratorium en Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting op Salemba. In 1919 en ’20 konden de gebouwen aan den Hospitaalweg voor de nieuwe worden verwisseld. Een nieuw internaat voor 300 internen is daarna nog gebouwd aan de overzijde der Tji Liwoeng en zoo is nu in 1923 een ware model-inrichting ontstaan. Het aantal leerlingen bedroeg eind 1920: 251, w.o. 17 Europeanen en 5 Chineezen. Onder de 229 Inlanders waren 5 meisjes; 200 jongens woonden in het Internaat. [Indië geïllustreerd weekblad-7, 390] Ter herinnering aan Dr Joh. Noordhoek Hegt
NB: Glas in lood ramen in het trappenhuis. Meer informatieIn 1913 benoemde de Regeering een commissie, bestaande uit Dr. De Vogel (toenmalig Sous-chef van den Burgerlijk Geneeskundigen Dienst), Dr. Noordhoek Hegt (Directeur der Stovia) en ir. Hoekstra (Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs) om te adviseeren omtrent de oprichting van een tweede artsenschool ten einde het aantal jaarlijks af te leveren artsen nog meer te vergrooten. [Indië, geïllustreerd weekblad-7, 72-73] Het desideratum, reeds door Van der Elst in 1883 aangegeven: de leerkrachten onafhankelijk maken van andere diensten, met name van den militairen en van overplaatsing, voorts de noodzakelijkheid van uitbreiding van het vaste leeraarpersoneel en daarnaast de dringende behoefte aan een practische natuurwetenschappelijke opleiding en aan klinieken en dagelijksche poliklinieken voor het onderwijs, tevens ten bate der bevolking komende, deden den in 1915 overleden directeur Dr. Noordhoek Hegt het plan opvatten een geheel nieuw schoolgebouw te combineeren met het geneeskundig laboratorium en de nieuwe centrale burgerlijke ziekeninrichting op Salemba. Dit plan kon de goedkeuring der Regeering wegdragen en een geheel medisch gebouwencomplex werd ontworpen door den bouwkundig ingenieur H. von Essen en volgens diens ontwerpen door de B.O.W. uitgevoerd. [Indië, geïllustreerd weekblad-7, 89-90] Deze besprekingen golden de beginselen der in te voeren salarisregeling. De Salariscommissie stelde voor het ambtenarencorps in drie hoofdgroepen te verdelen. De eerste groep zou bestaan uit de bekleders van die betrekkingen, waarvoor de opleiding geheel in Nederlands-Indië kon worden genoten. Dit waren de bekleders der z.g. A-betrekkingen, wier algemeen salarispeil de grondslag zou vormen voor vaststelling van de bezoldigingen van alle andere groepen van ambtenaren. Voor de salarissen van deze A-groep was dat van de Indische artsen, die hun opleiding geheel te Batavia en te Soerabaia ontvangen hadden, als norm aanvaard en aan de hand daarvan werden de andere bezoldigingen in de groep, naar gelang van aard en duur van opleiding, vastgesteld. Dinsdag 16 Augustus [1927] werd de Medische Hoogeschool in tegenwoordigheid van Z.Exc. den Gouverneur-Generaal met groote plechtigheid geopend. [Het Indische Leven-9, 33] Azis Saleh: We hebben als grap onder elkaar een vaste uitdrukking: VVDO, dat wil zeggen 'van voor de oorlog'. Je zit dan in de sfeer van reünies van scholen van voor de oorlog, wat nu erg populair is in Jakarta. Iedereen, elke school, elke sportvereniging, studenten van de Geneeskundige en van de Rechtshoogeschool, van de Koning Willem III-school, houden reünies. De HBS van Semarang en de christelijke middelbare scholen hebben regelmatig hun bijeenkomsten van oud-leerlingen. Sommigen hebben nog internationale contacten, zoals met tijdgenoten in Nederland. [Verboden voor honden, 94] 12 juni [1942] Uit Batavia wordt gemeld, dat 43 Japanse artsen binnenkort uit Tokyo zullen arriveren. Zij zullen de Medische Hogeschool in de hoofdstad overnemen. Deze zal daarna worden heropend voor Indonesische en Chinese studenten. Epidemieën breiden zich intussen uit. De 'Tjahaja' spreekt van een pest-epidemie in Krawang (West-Java) en een builenpest-epidemle in desa's rondom Bandoeng. 18 december [1942] In de hoofdstad hebben de eerste 15 Indonesische- en Chinese studenten van de (Japanse) Medische Hogeschool hun artsen-examen afgelegd. Volgens mijn vriend Sjarif, voor de oorlog zelf medisch student, zijn verscheidene kennissen van hem onder de afgestudeerde ‘artsen', die toen Indië capituleerde nog niet halfweg hun studie waren. Deze lieden worden nu op de bevolking losgelaten. De door ons al genoemde Amerikaanse historicus Benedict R. O ’Gorman Anderson die in zijn in '72 verschenen boek Java in a Time of Revolution aan die jongeren een bepalende rol heeft toegeschreven bij het uitroepen van de Republiek, heeft drie groepen onderscheiden die zich alle drie in Djakarta formeerden en de beschikking hadden over een eigen centrum. 24 januari [1943] De halfbakken Indonesische artsen, kort geleden aan de Medische Hogeschool in Batavia snel door de Japanners geëxamineerd, zijn aan het werk gegaan en hebben al slachtoffers gemaakt. In het 'beschermingskamp' viel dezer dagen een 7-jarig jochie uit een boom en liep een schedelbasisfraktuur op. Een Indonesische 'dokter', pas afgezwaaid van de Medische Hogeschool, kwam er bij, kon niets bijzonders vaststellen en ried aan het jongetje twee dagen te laten liggen met koude doeken op zijn hoofdje. Het kereltje is overleden. 31-3-43 De nieuwe Geneeskundige Hoogeschool zou morgen opengaan, maar er is geharrewar met de inschrijvingen. Er worden niet meer dan 60 studenten van de vroegere Geneeskundige Hoogeschool toegelaten en 30 van de NIAS (Nederlands-Indische Artsen School [in Soerabaia]), wat 't eerste studiejaar betreft. 26 april [1943] Bij de toelatingsexamens voor de (Japanse) Medische Hogeschool in Batavia werden de kandidaten de volgende vragen voorgelegd: a. een wiskundige vergelijking, b. een eenvoudig meetkunde-vraagstuk en c. een opstel over het onderwerp: 'De betekenis van het Nieuwe Java'. Wat zal Indonesië nu knappe artsen krijgen... je houdt je hart vast. Een paar Indonesische artsen zijn benoemd tot lektor aan de hogeschool. 15 juni [1943] De universiteit is een echt dorpsschooltje geworden met klasjes en absentielijsten en in-de-hoek-staan. De colleges worden in het Japans gehouden, waarna de studenten gestencilde diktaten in het Duits krijgen. Het grootste deel van de studietijd wordt besteed aan lessen in de Japanse taal. 30 juni [1944] Er zijn 15 Indonesische studenten van de (Japanse) Medische Hogeschool in Batavia verwijderd wegens opruiing. Een Javaanse student beklaagde zich bij een Japanse docent over het feit, dat de studenten meer voor soldaat dan voor arts worden opgeleid. De Japanner deelde slaag uit, waarop de student hem beleefd uitnodigde om even mee naar buiten te gaan, hetgeen de docent maar liever niet deed. De volgende dag werd de student met 14 medestudenten door de Kenpeitai gearresteerd. |
Ga rechtsaf Jl Diponegoro (Oranje Boulevard).
Rechts: Rumah Sakit Cipto Mangunkosomo (CBZ: Centraal Burgerlijke Ziekeninrichting – 1914-’20, Von Essen / Andriesse).
CBZWij hebben onlangs reeds gemeld, dat besloten is tot krachtige voortzetting van den door ongunstige tijdsomstandigheden tijdelijk zeer langzaam gevorderden bouw van de centrale burgerlijke ziekeninrichting te Salemba te Batavia, welke vermoedelijk in het begin van het volgende jaar reeds gedeeltelijk in gebruik zou worden genomen. [De Locomotief, 27 April 1917] Zondagmorgen j.l. [20 December 1919] had hier ter stede de officieele opening plaats van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Salemba. De dag der opening: De vele auto’s getuigen van de overgroote belangstelling. [Het Indische Leven-1-18, 354-355] In 1902 vond wederom een groote verbetering plaats. De school verhuisde toen van het militair hospitaal en kreeg als S(chool) t(ot) O(pleiding) v(an) I(ndische) A(rtsen) een eigen gebouw, dat in 1920 werd verruild voor het in alle opzichten modern en doeltreffend ingericht gebouw op Salemba, dat daar in de nabijheid ligt van de groote C(entrale) B(urgerlijke) Z(iekeninrichting) te Batavia, een modern hospitaal van den lande met duizend bedden, waar behalve de docenten aan de school een vijf en twintig artsen werkzaam zijn. Deze ziekeninrichting geeft den studeerenden een prachtige gelegenheid de practijk van hun tak van wetenschap te leeren. [Insulinde, 84-85]Meer informatieOnder de gevangenen van de Kenpeitai in Batavia bevindt zich ook prof. dr. Mochtar, een bekende Indonesische arts, die sinds de komst van de Japanners eerst direkteur-geneesheer van de C.B.Z. en later hoogleraar aan de (Japanse) Medische Hogeschool werd. Grote sterfte onder de Japanners na toediening van een typhusinjektie wordt prof. Mochtar aangewreven. Een typisch staaltje was de intocht van Japansche doktoren in de CBZ, die de grootste minachting toonden voor de Indonesische staf en de dokters uit hun kamers zetten. De intellectueele Indonesiër begint zich af te vragen of hij het vroeger niet beter had in sommige opzichten. Hij wordt nu totaal genegeerd, terwijl er vroeger tenminste (in openbare colleges) naar hem geluisterd werd. Dan komt er ook critiek op de Japansche bekwaamheid. Een typisch voorbeeld was een verhaal van Hoesein over een Japansche patiënt in de CBZ die stierf, omdat Japansche doktoren een tyfuspatiënt contra het uitdrukkelijke advies van 3 Indonesiërs voor malaria behandelden. De Hoogeschool zou niet geopend kunnen worden omdat de Japansche zogenaamde professoren bang zouden zijn door de studenten ‘te kakken' te worden gezet. Ander feit is de CBZ (of 't gemeenteziekenhuis) waar een Indonesische dokter, die stond te praten met een paar verpleegsters, tegen de grond geslagen werd door een Japansche 'collega'. Hij protesteerde geen djongos te zijn. De gezamenlijke Indonesische dokters van dat ziekenhuis hebben een rekest bij Imamura ingediend. Of 't helpen zal? De Japansche opvoeding is een mengsel van hartelijkheid en ruwheid. Veel Indonesiërs zijn bang voor de ruwheid (waar ze ook ontzag voor hebben), maar ze voelen toch ook dat er achter die ruwheid meer primitieve wil tot vernieuwing, tot opheffing en toenadering zit dan in de quasi gelijke en passieve behandeling door de blanken. Indonesische dokters in de CBZ worden herhaaldelijk in hun gezicht geslagen en komen even vroolijk weer binnen. Onbegrijpelijke gedweeheid. Maar het Japanse systeem is te zeer een militair systeem dan dat vriendschappelijkheid en welwillendheid daarin zouden kunnen domineren. Integendeel, kenmerkend voor dit systeem van discipline en dril is de grofheid. Europeanen kunnen er zich over beklagen dat de Japanners in de kampen en daarbuiten onmiddellijk hun laarzen en hun vuisten gebruiken – ze moeten er altijd rekening mee houden, dat de Japanners dat niet alleen doen tegenover Europeanen, maar ook tegenover Japanners. Het liep tegen twaalven toen we in het hospitaal aankwamen. ’n Paar nachtverplegers – Indonesiërs – tilden den brancard uit de auto en legden de gewonde onder een operatielamp van enkele honderden kaarsen. Het licht kwelde den man zichtbaar. |
Rechts: Lembaga Eijkman – Akademi Keperawatan.
(Eykman Instituut, Centraal-laboratorium van den Dienst der Volksgezondheid, Instituut voor Volksvoeding – 1914-’20, Von Essen / Andriesse).
Java Bode 1919: schrijver wist dat er in vorige jaren belangrijke gebouwen van het complex reeds waren voltooid, zoals het frontgebouw der Zieken-inrichting en het nieuwe Geneeskundig Laboratorium; wel hadden wij in den loop van 18–19 het frontgebouw der S.T.O.V.I.A. uit den grond zien verrijzen; maar dat achter die gebouwen reeds als het ware een geheele stad was opgetrokken, daarvan hadden wij niet het minste vermoeden. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-22, 75] Het was van wezenlijk belang, ook voor de gestage bevolkingsgroei, dat volksziekten die de eeuwen door de inheemse bevolking hadden geteisterd, effectief bestreden werden: pokken, cholera, typhus, dysenterie, mijnwormziekte, lepra, framboesia, pest. Onderzoek van de beri-beri leidde tot de ontdekking van de vitale rol van de vitaminen – het waren Nederlandse medici die in Indië bij hun onderzoek naar de gevolgen van het eten van geslepen rijst de grondslag legden voor de vitamine-leer. De medische voorzieningen, bevorderd door twee wetenschappelijke instituten, een in Batavia, een in Bandoeng, stonden onder controle van de Dienst der volksgezondheid die tot in verafgelegen streken zijn waarnemers en helpers had. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 168-170] Het was in die dagen, dat de berri-beri een waren heksen sabbat onder de gevangenen vierde. Intusschen had professor Eykman ontdekt, dat de berri-berri veroorzaakt werd door de eenzijdige voeding, en wel rijstvoeding; het gebrek aan zilvervlies zou daaraan de grootste schuld hebben. [De Locomotief, 16 Maart 1917] En niet alleen, dat de beri-beri als ziekte zoo gevaarlijk is, zij is evenals de malaria funest door de gevolgen, welke een ondervoedingstoestand kan hebben. Lijders aan latente beri-beri verkeren in een labiel evenwicht. Een kleine ongesteldheid tengevolge van weersveranderingen of een dag van zware inspanning kan het evenwicht verstoren, kan plotselingen dood tengevolge hebben van menschen, die oogenschijnlijk niet ziek waren. [Indië geïllustreerd weekblad-4, 315-319]
|
Ga terug naar de Jl Salemba Raya.
Rechts: 80 – SMA – PSKD 1.
Rechts: 82-86 – Universitas Kristen – Fakultas Ilmu Sosial dan Ilmu Politik.
(Salemba Scholencomplex van de Vereniging van Christelijke Scholen: Chr. H.B.S. 5 j.c. Afd. A en B; Chr. A.M.S. Afd. B; Chr. P.A.M.S. (Kweekschool).
(1930, AIA: Ghijsels – Asselbergs – Burhoven Jaspers en de Landsgebouwendienst). Opening Christelijke Scholen. Groep van leeraren, leerlingen en belangstellenden voor het Jongedames-Instituut Salemba bij de opening van de Christelijke Alg. Middelb. School en de Paedagogische Alg. Middelb. School (Kweekschool) voor onderwijzers, op Donderdag 30 Juni [1927] door de Vereeniging voor Christelijke Scholen te Batavia. → Vertel jij aan Moedertje, dat wij reeds met de Oudjes hebben gesproken over dat gaan naar Batavia en die school op Meester Cornelis of Salemba. Ze hebben heelemaal geen bezwaar. Heerlijk hè, broer? Ze zijn verrukt, dat wij op Java blijven. “Ik zou ’t vreeselijk vinden, als je ging, zei Vader. Ik moet je altijd kunnen zien." Arme lieverd! Nu is het goed. Ze zijn je Vader zoo dankbaar. Wij moesten Mama beloven altijd bij elkaar te blijven en samen te werken. Kan 't mooier? dat is juist wat wij willen. Abdul Haris Nasution: Het laatste jaar in Bandoeng begon ik me steeds meer te concentreren op mijn werkelijke ideaal, zonder dat met iemand behalve Artawi over te praten. In de krant las ik dat Indonesische jongens die het AMS-diploma haalden, in aanmerking konden komen voor Breda. Per jaar mocht er zegge en schrijven één kandidaat worden toegelaten. lk moest voor het AMS-diploma bepaalde vakken extra bijleren in mijn vrije tijd en deed het examen als extraneus. Daarvoor moest ik naar Batavia naar de christelijke AMS in het scholencomplex aan Salemba, tegenover het ziekenhuis. [Verboden voor honden, 44-45] Tussen de bedrijven door vertelt Mimi mij haar levensgeschiedenis. Zij is voor de oorlog op de Christelijke Kweekschool geweest. Ze noemt me langzaam en nadrukkelijk, mij met haar doordringende ogen strak aankijkend haar eindexamencijfers: 'voor geschiedenis had ik een 9, voor aardrijkskunde een 9, voor Nederlands een 9.' Ik: ‘Je had eigenlijk verder moeten studeren’. Zij: 'Nadat ik weduwe was geworden (in 1946 is haar man, waarnemend burgemeester van Buitenzorg, immers doodgeschoten) heb ik vijf jaar alleen gestaan en moest zorgen voor mijzelf en mijn dochtertje.[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 237-238] |
Ga rechtsaf: Jl Salemba Raya (Salemba).
Links: Rumah Sakit St Carolus (Sint Carolus Ziekenhuis – 1919 / 1931 - Hulswit-Fermont / Taen).
[1919] En ziet U nu eens de operatietafels. t Is het nieuwste op dit gebied.” En met een lichte-voetbeweging rijst en daalt de tafel naar verkiezing, wordt hoofd- en voetstuk verlengd, verkort, naar boven, naar beneden gedrukt, dat ik in bewondering sta over zulk een technisch-fijn stuk werk. . En zoo gebeurt mij dat telkens en telkens, als mij de irrigators getoond worden en de steriliseer-trommels en de wasch-inrichting en de inrichting der steriliseerkamers. [...] En het doet mij werkelijk genoegen te hooren, dat de doktoren uitstekend tevreden zijn en ook de zusters, en dat het operatie-gebouw ook in Holland geen kwaad figuur zou maken! ’t Is alles wel niet even fijn afgewerkt, maar ... dat kan moeilijk anders hier in Indië, waar de werkkrachten nog niet zoo goed geschoold zijn als in Europa. [Het Indische Leven-1-11, 214-215] Het Carolus Ziekenhuis is ontruimd. Vooraf moesten de zusters bij een quasi operatie van een Australische krijgsgevangene, (met dokters in uniform etc.) fungeeren en dit geval werd gefilmd (De opname was bedoeld voor ‘Australia Calling’) 'n Typisch Japansche propagandatruc.[Jansen – In deze halve gevangenis, 244] |
Rechts: lag ergrens “het huis op Salemba”.
Huis op SalembaHet lag diep in. Nog een eind van de grote straatweg af, aan die kant van de weg, waar een dubbele rij kanariebomen stond. Tussen de hoge stammen lagen de tramrails. De tram zelf – de onvergetelijke oude stoomtram! – reed er al bellend doorheen als door een tunnel van groen. Het had bepaald iets landelijks. Op dezelfde wijze als de trein in het binnenland soms dicht langs huizen en kampongs kon rijden. Dit landelijke werd nog versterkt door een hobbelig pad en een bruine sloot die langs het voorerf stroomde. Dan komt mij haar beeld in herinnering, het meermalen terugkerend tafereel van de laatste maanden: de voorgalerij van het huis op Salemba tegen het vallen van de avond en daarna bij donker. We hadden bijna altijd onze vaste plaatsen. Tante Sophie met haar rug naar het verkeer toe en ik meestal tegenover haar. Het was ook de gewoonte dat er geen lampen ontstoken werden. Daardoor was het buiten altijd lichter dan binnen. Van Tante Sophie kreeg ik bijna altijd een halfverlicht silhouet te zien, een gezicht in het donker. Ik kan het natuurlijk gemakkelijk voor de geest halen zoals het in de laatste maanden vóór haar dood was, maar op zulke avonden zag ik het niet dan heel vaag. Meer informatieEr stonden in de binnengalerij ook een Compagnies-bank en –stoelen en een pronkkast. De kast-zelf was niet oud. Tante Sophie had die er later bij laten maken. Ik zie haar er nog vóór staan en met haar beringde vingers naar en zilveren rijstkom wijzen of naar een geslepen karaf en altijd gaf zij er de schatting van waarde bij. Toch kan er een andere reden voor de verwijdering geweest zijn. Tante Sophie heeft ons de volgende gebeurtenis verteld, die haar altijd is bijgebleven, al was ze toen nog een kind. Kort na de dood van haar vader, toen haar moeder nog rouw droeg, sliep ze bij deze in bed – en dat moet dus op Salemba zijn geweest. Op een nacht – Tante Sophie kon zich nog precies herinneren, zei ze, hoe het maanlicht door de jalouziedeuren scheen – werd ze wakker door een geluid alsof er aan de deur gemorreld werd. Een schaduw die aan de andere kant stond en een fluisterende, smekende stem. Maar hierover weet ik eigenlijk weinig te vertellen, ik weet er als het ware niet van en nog minder ken ik de détails. Ik heb alleen gehoord dat Léon verdronken is; in de kali achter het huis toen hij met vriendjes speelde. Al zijn de mensen verdwenen, het huis op Salemba staat er nog, op dezelfde plaats, aan dezelfde weg, maar het landelijke en statige Salemba is rommelig geworden, druk en rumoerig. Het grasveld dat elke dag door de tuinjongen begoten werd, vertoont nu kale plekken als was het schurftig. Het huis is vervallen en heeft zijn bestemming verloren. De muren zijn zwart en groen uitgeslagen, het houtwerk is vermolmd en de dakgoot is scheefgezakt; de marmeren vloeren zijn dof en gebarsten. |
Rechts: 28 – Perpustakaan (Bibliotheek) Nasional. (Koning Willem III School, openbare H.B.S.).
Willem IIIDen 15den September [1860] te voren had de officiëele opening plaats gehad, zonder plechtigheid. De leerlingen werden toen ontvangen en de lessen begonnen Maandag 17 September met drie docenten. [De Locomotief, 17 September 1910] Kijk, links van U, staat ook zoo’n uitgestrekt, ouderwetsch gebouw, het vroegere Gymnasium, thans hoogere burgerschool Koning Willem III, die in November 1935 haar vijf-en-zeventig jarig bestaan gevierd heeft. Zij heeft al duizenden nuttige leden aan de Indische maatschappij afgeleverd, want tot en met 1900 werden de leerlingen ook tot bestuursambtenaren opgeleid. Daar is mijn oude school, het K.W.III . Gymnasium Koning Willem III zeiden we in mijn tijd, hoewel er geen Grieks of Latijn werd onderwezen. Je mocht een zwarte uniformpet met glimmend leren stormbandje dragen waarop je onmatig trots was, en als je het tot de tweede klas gebracht had, werd je voor die prestatie beloond met een gouden ster vóór op die pet, wat je weer een geweldig overwicht op de groentjes van de eerste klas gaf. Meer informatieIn 1860 was de slavernij in Nederlandsch-Indië juist afgeschaft, en had te Semarang de opstand der Zwitsersche huurlingen in de Wittenburgsche kazerne plaats, terwijl te Batavia de eerste school voor middelbaar onderwijs, het gymnasium Willem III, waar ook bestuursambtenaren konden worden opgeleid, werd opgericht. Dat waren nagenoeg de voornaamste gebeurtenissen, welke in de Europeesche maatschappij een min of meer sterke reactie te weeg brachten. Toen er in Indië meer Nederlandse gezinnen kwamen, ontstond er de behoefte aan voortgezet onderwijs en om daaraan tegemoet te komen, werd in 1860 in Batavia het Koning Willem III-gymnasium opgericht dat twee afdelingen kende: de ene kon gelijkgesteld worden aan een hogere burgerschool (hbs)-b in Nederland (een vorm van voorbereidend hoger onderwijs), de andere was een opleiding voor de Indische bestuursdienst. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 136-137] Het jaar ook, waarin de jonge bestuursambtenaren nog werden afgeleverd door het Gymnasium Willem III te Batavia, dat een afzonderlijke afdeeling voor hun opleiding bezat. Nog altijd draagt de school den naam van gymnasium, ofschoon ze al sedert lang haar gymnasiaal karakter heeft verloren en in een zuiver middelbare school is omgezet. In 1867 reeds werden de klassieke talen als leervakken van het programma geschrapt en ging men over tot de ook nu nog steeds volgehouden splitsing in de beide afdeelingen A en B, waarvan de eerste in overeenstemming met de moederlandsche wet op ’t middelbaar onderwijs (van ’63) geheel en al werd ingericht op den voet eener H.B.S. met vijfjarigen cursus, en derhalve dezelfde leervakken op haar programma kreeg als in art. 17 van de zooeven genoemde wet zijn voorgeschreven. [De Locomotief, 12 September 1910] De heer Geselschap, – een Duitscher van geboorte (Dusseldorfer), hoogleeraar geweest te Gent en kollega van uw aangenamen vriend den woordenboekenschrijver aldaar, daarna aan eene in Italië verbonden, en eindelijk bij de oprigting van het gymnasium Willem III naar Indië gekomen, waar hij sedert twaalf of dertien jaren als docent voor twee der nieuwe talen werkzaam is, – leest op dit oogenblik Dante met Gideons vader en moeder en geeft Gideon zelf onderwijs in het Engelsch. Ik heb U geloof ik nog niet verteld, dat Gideon sedert eene maand aan het latijn leeren is. Dat gaat hier tegenwoordig, sedert het Gymnasium geheel en al Hoogere Burgerschool enz. is geworden zoo gemakkelijk niet. Mijne keus heeft zich gevestigd op een Zwitser, indertijd als gouverneur der familie Gevers (die bij het faillissement van Van Eck en Co. alles verloor) hier gekomen, doch sedert werkzaam op een handelskantoor in de stad. En we glijden verder.... Geheel Batavia door, in maneschijn. Historische herinneringen en jeugd-herinneringen, alweêr. Hier, Kramat.... daar, in het Gymnazium Willem III was ik een stoute jongen, die niet leeren wilde. De dag van de uitslag, waarbij de geslaagden in de grote pendopo van de school door de directeur zouden worden toegesproken, bracht alweer een teleurstelling. ‘Oom’ had gemeend acte de présence te moeten geven aan de leraren, maar voor Tjen was de aanwezigheid van zijn vader genoeg om alle vreugde te bederven. Hij had zich gespitst op de gesprekken met zijn vrienden en misschien zelfs met enige ‘grote jongens’ over cijfers en de dingen die komen zouden: de blauwe pet met dikke gouden band en een dito ster erboven op, het begeerde teken van het H.B.S.-er-schap! Maar waar hij een paar zoekende ogen wist, was hij niet in staat zich daar ook maar even te laten gaan, hij zou zich geschaamd hebben van zijn glorie te doen blijken. Die pot was ongeloofelijk pleizierig. Op water en rijst heette het. Maar een omgekochte kettingganger onder de zeer omkoopbare gestraften, die het erf schoon moesten houden, smokkelde strootjes, lucifers en snoeperij naar binnen, die dan door een, voor den oningewijde niet te ontdekken gat in den muur broederlijk met de buren gedeeld werden. Geen lessen bij te wonen; den ganschen dag vrij om te lezen en te rooken! En 's avonds, nadat de suppoost van de wacht zijn ronde gedaan had, de sloten met een spijker opengedraaid, de deur zachtjes toegetrokken, in den middelsten pot bij elkander gekropen en gebankt of het om goudstukken ging. Mien Soedarpo Sastrosatomo: In verband met mijn verdere studie verhuisden mijn moeder en ik naar Batavia. Mijn moeder was erin geslaagd hoofdonderwijzeres te worden van een meisjesschool in Meester Cornelis, toen een voorstad van Batavia, en ik werd toegelaten op de KW-III, waar ook mijn broer en zuster op school gingen. Het was de oudste HBS in Batavia, daterend uit 1860. Mijn zuster en ik gingen er elke dag heen op de fiets of met de tram. [Verboden voor honden, 15-16] Raden Mas Oesadarto Koesoema Oetojo: Omdat mijn vader regent van Djapara was en wij een bevoorrechte positie hadden, mocht ik Nederlands onderwijs volgen. Mijn vader werd na zijn pensionering lid van de Volksraad in Batavia. Daar ging ik in 1931 naar het lyceum en vervolgens naar de Koning Willem III-school. De KW-III was een middelbare school met overwegend Indische en Indonesische jongens. De school was het resultaat van een verlicht onderwijssysteem dat meer kans wilde bieden aan inheemse kinderen. [Verboden voor honden, 149] A. Sutrisno Mangundihardjo: Omdat ik een 9 voor Nederlands had op mijn eindrapport, mocht ik zonder toelatingsexamen naar de middelbare school KW-III, de populaire afkorting voor Koning Willem III-gymnasium in Batavia. Ook voor de andere vakken had ik goede cijfers, zodat in mijn gemiddelde hoog was. De KW III duurde tot de Jappen kwamen. Daarna volgden met allerlei onderbrekingen, zoals activiteiten in de revolutie, de jaren van technische opleidingen hier en in de Verenigde Staten, die me uiteindelijk deden belanden in de luchtvaart. [Verboden voor honden, 128] A. Sutrisno Mangundihardjo: Een van mijn vrienden op het KW-III was Soebianto Djojohadikoesoemo, een jongere broer van professor dr Soemitro die in Rotterdam is afgestudeerd en nu het respect van de natie geniet als 'nestor van de Indonesische economie'. Soebianto, toen eenentwintig jaar, en zijn broer Soejono van zestien maakten deel uit van een groep jongeren die in Tangerang op de Militaire Academie zat. Om zich te kunnen verzetten tegen de Britse en Nederlandse troepen met het doel de jonge onafhankelijke republiek te verdedigen, hadden deze jeugdige revolutionairen wapens nodig. Die konden ze alleen op de Japanse troepen veroveren en daartoe werd op 25 januari 1946 in Serpong een aanval op de Japanners gedaan, waarbij meer dan dertig jongeren, order wie Soebianto en Soejono, sneuvelden. [Verboden voor honden, 129] Om half zes in den morgen moesten wij in het zoogenaamde ‘Gymnasium Willem III’ op Salemba zijn, waarin een Britsch-Indisch regiment was ondergebracht. Ik had er als veertienjarige jongen nog m’n wiskundeaxioma’s en Engelsche grammatica ingestampt gekregen en deed wat u ook gedaan zou hebben: ik wierp even een blik in mijn vroeger klaslokaal waar de banken nu vervangen waren door soldatenbritsen, omhangen met muskietennetten. Er waren verscheidene in onze troep, die hen beiden voor de oorlog gekend hadden. Zij zaten toen in de derde klas van de K.W.III. Tjalie was een bekend Bataviaans athleet, Didi de beste linksbuiten van Vios. Ze waren bij dezelfde oude nicht in de kost en werden veel samen gezien in koffiewarongs en op krontjongconcoursen. Waar ze in de Japanse tijd gezeten hebben kon niemand vertellen. |
Het verkeer glijdt rusteloos af en aan over het asfalt van Salemba, het begin van de Postweg van Daendels. Verderop aan de Pasarstraat heeft Du Perron gewoond, de andere kant uit, op Kramat, Busken Huet en nog verder weg op Goenoeng Sahari, Multatuli. Ik ben aan deze weg dus in goed gezelschap, wat me niet zal weerhouden spoedig weer te verhuizen... als ik er de kans toe krijg. [Duncan Elias – Voyage autour de ma chambre in Om nooit te vergeten, 78-80] |
Naar de Vogelmarkt;
Ga terug naar de loopbrug ter hoogte van het St. Carolus Hospital.
Steek over en ga Jl Salemba Raya weer in zuidelijke richting.
Bij het kruispunt rechtdoor ligt de Jl Matraman Raya (Matramanweg).
Oey Tjoe Tat: Het was op 5 maart aan Matraman steeds drukker en warmer geworden toen wij omstreeks elf uur de eerste Japanners in de verte zagen naderen. Het waren korte mensen, kleiner dan wij ons hadden voorgesteld. Ze zagen er ook heel slordig en armoedig uit, vol vuiligheid, onder de modder, met katoenen petjes waaruit in de nek reepjes stof staken. En die geweren ... Deze dwergjes waren te klein voor die geweren. Ook de fietsen waarop ze binnenreden, leken wel kinderfietsjes. [Verboden voor honden, 29-30] |
Johanna (‘Jos’) Masdani-Toemboean: Wij vertrokken gepakt en gezakt aan boord van een KPM-schip via Makasar naar Batavia, een reis van enkele dagen. Moeder moest en zou weten waar ik terechtkwam, en wilde mij persoonlijk afleveren. Dat was bij het christelijk meisjesinternaat aan Matraman 13 dat nu het Menteng-hotel is geworden. [Verboden voor honden, 33] |
Ga linksaf: Jl Pramuka.
Steek over via de loopbrug.
Achter Pasar Pramuka ligt Pasar Burung (vogelmarkt).
VogelmarktNa het Dachau van de groenten lijkt de vogelpasser een Dachau van vogels. De traliehuisjes staan er opeengestapeld even compact als blikjes corned beef in een toko-rak. Daaruit klinkt een duizendvoudig gekoer, gefluit, gesjirp en gekwinkeleer alsof vogels geen verdriet hebben. Even dik als de kooien op elkaar staan, even dik zitten de vogels op elkaar in de kooien. Je hebt er smookgrijze glatiks van de rijstvelden achter Tjimanoek en pauwblauwe mandars uit de rawa’s achter Bekasie, Van Gogh-gele kapodangs van Tjibeët en bronsgroene doans van achter Dramaga. Meer informatieEen bijna dubbelgevouwen konijn wacht in een veel te klein hok op een nieuwe en hopelijk niet hongerige baas. Even verderop staan manden met daarin een krioelende massa maden. Vogelvoedsel of aas voor hengelaars of misschien allebei. Ik hoor gepiep en zie in een ronde korf een verzameling kuikentjes over elkaar heen klimmen. Ze zijn in alle kleuren van de regenboog geverfd, god mag weten waarom. Nee, Indonesiërs zijn niet erg zachtzinnig met hun fauna. Een tocht naar het kantoor van Pah Wongso, helemaal boven, leidt door voor- en achterportalen, neven- en bijvertrekken, trappen met spreuken beschilderd, een verweerde houten pop als een oud boegbeeld, een veranda met vogelkooien en een formidabele kaka om tenslotte te eindigen in een tafels-, stoelen-, paperassen-, maskers-, hoeden- en Babylonische verwarringsmassa, in het midden waarvan Pah Wongso gedoken zit als een oude, wijze kraai. Maar echt Oud-Indisch gastvrij, vriendelijk en spraakzaam. ... op de vogelmarkt, waar in opeengestapelde of bij trossen tegelijk aan hoge staken gehesen kooien allerlei soorten van zangvogels en hoenders te koop zijn. Want een duif mag op geen Javaansch erf ontbreken; haar gekir brengt immers geluk aan! En liefhebbers van duiven-wedstrijden hurken in kringen om de neergezette kooi, waar de koopman een vogel in wijst, die hoog vliegen, of in bijzonder diepe en krachtige tonen koeren kan. De hoofdonderwijzer vertelt door, we slenteren voor de stille binnenplaatsen met grote waringins, hier en daar een kooi op een stok waarin een fantastisch gekleurde vogel, soms een haan. Grinnikend commentaar van de gids: 'die haan is al veertig jaar en nog nooit getrouwd!' De vogels zijn eigendom van familieleden van de sultan die in allerlei generaties en graden de kraton bevolken. Overal staan in groote potten chevelures en varens en vreemde was-achtige bloemen, die even onwerkelijk zijn als heel dit vorstelijk verblijf; in den top van een hoogen bamboestam hangt een kleine kooi en de vogel die erin zit opgesloten, orgelt een lieflijken roep. Een suite, zit- en slaapkamer, gelegen aan een glimmende tegelgalerij die neerkeek op de binnentuin van het hotel met grote en kleine vogelkooien, klaterende fonteintjes, boogbruggetjes over ondiep, doorzichtig water waarin goudvissen heen en weer schoten. De hotelbeambte wees op de glas-in-lood schilderingen in de ramen van de suite. Boeren, boerinnen, molens. 'Recently gerestaureerd,' zei hij weer. Daar kan hij, temidden van zijn kippen, zijn vogels in kooien, zijn honden en zijn duiven, heerlijk drentelen in pyama en zijn morgenpijp roken, de geurigste van de hele dag! Daar kan hij genoeglijk potkijken en als een echte Hannes rondzwalken met een oude tuinhoed op, waar zijn schaarse haren doorheen steken. |