De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2018
De wandeling in PDF formaat
Trouwens de keus en ligging van ’t heele garnizoen Tjimahi is een failure, die ’t leger dankt aan den generaal Rost die concentreeren wilde in de Preanger en afging op ’t advies van een vorigen resident, die liever geen garnizoen te Bandoeng had, omdat de zedelijkheid te Bandoeng er door achteruit zou gaan ! |
Begin van de wandeling: het busstation Terminal Pasar Antri Baru aan de Jl Sriwijaya.
Deel A:
Ga de Jl Sriwijaya in noordelijke richting en ga schuin links: Jl Gandawijaya (Pasar Antri (weg).
Mijn leven was, vooral in de tweede helft van dien diensttijd, draaglijk genoeg. Het werd doorgebracht op een militair kantoor, geheel buiten alle militairisme om. Ik had vaak veel werk en ik werkte op alle tijden van den dag. Dan ging ik na afloop van den arbeid naar de straat, die Passer Antri heet, en at daar iets in een warong van een Chinees of een Inlander, waarna ik koffie dronk bij Itih. Het was eigenlijk een goed leven, want in al dien tijd ben ik geen enkele maal boos geworden. Er was niets, dat mij boos kon maken, want ik leefde niet. Ik wachtte, totdat ik mijn leven zou kunnen hervatten. Ik was niet verliefd, dus ging alles langs mij heen, rustig en eentonig. Pas later, begreep ik het geluk van die dagen... [Walraven – Op de grens, 27-28] |
Steek de Jl Raya Cimahi over [andere namen: Jl Machmud, Jl Nasional 3].
Ga de Alun-Alun over (Aloon-aloon) en houd de moskee aan de linkerhand.
Tjimahi was eens een grote desa, of een verzameling van desa’s, met een nog bestaande aloen-aloen, waaraan een missigit ligt en tegenwoordig ook een nieuwe, stenen bioscoop. De bomen van de aloen-aloen worden mager en kaal, ook zijn er minder dan voorheen. Buiten de grote wegen, waaraan de kazernes liggen en de officierswoningen, en tegenwoordig ook de onderofficierswoningen, is het mij opgevallen, hoe weinig er is veranderd. Geen particulier schijnt fiducie te hebben in Tjimahi. Behalve de nieuwe bioscoop, een chemicaliënhandel, een fotozaak en een winkel van auto-onderdelen en benzine, zag ik niets nieuws. [Walraven – Eendagsvliegen, 105] |
Ga rechtsaf: Jl Kaum.
Rechts: zicht op Rio (Rio Theatre).
Wij zijn hier maar zo’n zielig zootje, Zodra ’t een beetje interessant wordt, |
|
Ga rechtdoor: Jl Kaum [Jl Ria].
Ga rechtsaf: Jl Babakan [Jl Wiganda Sasmita].
Steek over en ga linksaf: Jl Raya Cimahi [Jl Machmud, Jl Nasional 3].
Ga rechtsaf: Jl SMP [Jl Artawijaya] (HIS-straat).
Rechts: SMP 1 (Hollandsch Indische School).
Speciaal deze Hollands-Inlandse scholen genoten de belangstelling van inheemse ouders: bij kinderen die die scholen bezochten, bestond niet het gevaar dat zij in de schooljaren van het inheemse milieu zouden vervreemden en bovendien werd het einddiploma van de Hollands-Inlandse scholen in '21 gelijkgesteld aan het z.g. klein-ambtenaarsdiploma, hetgeen betekende dat wie zulk een school met succes doorlopen had, benoembaar was in (zij het lage) betrekkingen bij de overheid. Veelal waren er veel meer candidaat-leerlingen dan er plaatsen waren op de scholen. Het onderwijs gold er overigens als moeilijk en was ook nogal duur. Er was veel leerlingenverloop: gemiddeld vielen er van elke honderd leerlingen zestig af. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 141-142] |
Volg de weg naar links.
Ga rechtsaf: Jl Gatot Sobroto (Cantineweg).
Rechts: nr. 24 Gereja Kristen Pasundan (Protestantsche Kerk).
Rechts: op de zuidelijke hoek met de Jl Lurah: lag het Protestants Militair Tehuis.
Militair tehuis
Er was eens een tehuis, waar op zekere dag een nieuwe beheerder kwam, een man, zelf voortgekomen uit de Hollandse volksklasse en die lang geen slecht karakter had. Maar hij was vroeger sergeant-majoor geweest en was dus gewoon te werken ‘volgens de reglementen’. Welnu, hij schakelde zijn gezond verstand uit en begon te werken volgens de reglementen, die hij zichzelf misschien wel had geschapen, en waarin o.a. stond, dat de beheerder van het tehuis elke avond een hoofdstuk uit de Bijbel zou lezen, zo nodig daaraan nog enige beschouwingen zou vastknopen om dan deze plechtigheid te besluiten met een gebed, volgens het orthodoxe recept, vooral wat de lengte ervan betrof.
[Walraven – Eendagsvliegen, 98-99] Meer informatieEn de beheerder van het tehuis, die dan toch sergeant-majoor was geweest en op Atjeh vuur had gezien, en die dus wel het een en ander had beleefd, zei mij op een avond, toen wij alleen waren: ‘Weet je met wie je de meeste last hebt? Met die fijnen!’ Ook de Militaire Tehuizen werken voordeelig op de moraliteit van den militair, omdat men in Indië zoo verstandig is, die ‘tehuizen’ niet te vergiftigen door onnoodig vroomheidsvertoon of ongenietbaar te maken door bijbelteksten en zedespreuken. Hier te lande zijn ze maar al te dikwijls een plaats, waar de soldaat zich per se moet vervelen in zedige braafheid. In Indië zijn ze de gezellige plek waar hij voor een oogenblik zonder jenever, zich thuis en gewoon mensch kan voelen. Omtrent de manier, waarop het Christelijk karakter der instelling tot uiting behoort te komen, bestaat verschil van meening. Waar de militaire tehuizen in het openbaar besproken worden, kan men telkens weer opmerken, dat sprekers van verschillende richtingen hun sympathie betuigen met een heel breed standpunt: een huiselijk milieu, waarop de Christelijke geest zijn stempel drukt, maar geen kerkelijke richting of leerstelligheid. [Christelijk Militair Tehuis, 3, 5, 9] |
Links: nr. 248 Kodim 0609 (Onderofficiers Sociëteit).
Onderofficiers-sociëteit
Dat dit verbod een voor Indië enorm groot belang zal zijn, kan blijken uit de douane-statistieken, die wijzen op een geregelde sterke toename van den invoer van bier, wijn, likeuren en jenever in Indië, terwijl het drankgebruik onder de Europeesche militairen ontzaggelijk is verminderd, tengevolge van de verbetering hunner maatschappelijke positie, waardoor het meerendeel der onderofficieren een vroeg huwelijk sluit. Dit resultaat van de door de Christelijke zoowel als door de sociaal-democratische groepen gevoerde ethische politiek, mag in het voorbijgaan wel even worden vastgelegd. Maar aan de andere zijde werd geconstateerd, dat in tegenstelling met 20 jaren terug, thans in de Preanger, de grootste en mooiste residentie van Java, in elke desa wijn en jenever is te verkrijgen, terwijl in de kleinste waroeng zelfs bier verkocht wordt. Dit zijn sprekende feiten. [Indië, geïllustreerd weekblad, 7, 232-234]
Meer informatieNaar Aneta ons uit Den Haag seint heeft het Tweede Kamerlid de heer dr. L.N. Deckers (r.k.) tot den minister van koloniën, dr. J.C. Koningsberger de volgende schriftelijke vragen gericht: ... dat kazerneconcubinaat dat al in de tijd van de Compagnie was voorgekomen, werd in 1836 officieel goedgekeurd. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11a, 65] Een bijzonder Indisch vraagstuk heeft jarenlang het kazerneconcubinaat opgeleverd. Het was om verschillende redenen, onder andere om het contact met de locale bevolking te beperken en geslachtsziekten te voorkomen, wenschelijk, dat de militairen vergezeld werden door vrouwen, op wie eenige controle mogelijk was en die zelf een vreemd element ter plaatse vormden. De bezoldiging der onderofficieren en minderen was zoodanig, dat een huwelijk, althans voor de Europeanen onder hen met vrouwen van hun eigen landaard niet mogelijk was. [Insulinde, 157-158] [1920] De nieuwe onderofficiers-sociëteit zal dezer dagen feestelijk worden geopend. → [Het Indische Leven-1-31, 612] In 1922 werd te Tjimahi opgericht de centrale ‘Leergang tot opleiding van onderofficieren van de Militaire Administratie‘. [Geïllustreerde Encyclopaedie van N.-I., 752-753] De tangsi was het militaire kampement waar soldaten-manschappen, korporaals en soms onderofficieren van het ‘Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger’ in waren ondergebracht. |
Ga met de weg, in de slappe s-bocht, naar links en naar rechts.
Links: Gedung Siliwangi (Militaire Cantine, Sociëteit voor korporaals en soldaten).
In de grote sociëteit, waarvan het beste deel vroeger de bibliotheek was, hangt nog als vanouds de jeneverlucht. Toch wordt er niet veel meer gedronken, niet zoveel als vroeger. Het jongste type van soldaat drinkt geen jenever meer, ook al kan de soldaat van heden het beter betalen dan zijn vorige generatie. Vroeger zou het ondenkbaar zijn geweest, dat soldaten in particuliere zaken bier dronken, tenzij er iets bizonders was gebeurd, zoals bijtekenen b.v. of een onverwacht buitenkansje. [Walraven – Eendagsvliegen, 110-111] |
Vervolg de Jl Gatot Subroto (heette na de s-bocht: Kampementsweg).
Rechts: 1ste derde deel van militair kampement (Kampement Genie).
GenieBegin 1900 lag het Corps genietroepen in Tjimahi. Dat betrof toen de staf, drie compagnieën en de ‘spoorweg- en telegraafcompagnie’. De genie was belast ‘met alle bouw-technische aangelegenheden, het leger betreffende, in het bijzonder, zoowel in vredes- als in oorlogstijd, met het ontwerpen, den bouw en het onderhoud van ’s lands verdedigingswerken, en van de gebouwen en verdere inrichtingen, zoo voor het personeel als het materiaal van het legeren met het beheer der genie-voorraden. [Indisch Bouwkundig Tijdschrift-16, 195] Echter, bij een corps als de Genie, waar men elkander kende en altijd bij elkaar bleef, ging alles vanzelf, en vooral bij de telegraaf-afdeling (de studentencompagnie, zooals de mannen van schop en pikhouweel afgunstig zeiden) was het een ware familie, waar zelden een dissonant werd gehoord. Moeilijke karakters werden eenvoudig verwijderd door den kapitein, want een telegrafist werd bij oefeningen en manoeuvres aan zichzelf overgelaten, ingedeeld bij andere legerafdeelingen of bij den Generale Staf, Meer informatieFeitelijk was het een lui leventje. De dienst begon om half zes, en bij de telegraafcompagnie had men soms de grootste moeite de menschen bezig te houden. Het prettigst vond ik de militaire marsch op Donderdag, met den ransel op. Zeventien kilometer bergterrein of twintig op vlak terrein, dat deerde mij niet. Maar velen deerde het wel, en allerlei ‘akals’ werden verzonnen om er zich aan te onttrekken. Dat kwam door de compagniesziekten, waarover ik niet meer spreken zal. Toen ik later bureauman was geworden, heb ik dikwijls vanuit het raam met leede oogen mijn eigen korps zien voorbijtrekken, en had ik graag meegegaan. Dergelijke drinkgelagen komen onder de genietroepen méér voor, zegt de correspondent. |
Rechts: Rest, ⅔ deel, van het kampement (resp. het 9de en het 4de Bataljon (Infanterie).
Interneringskamp tijdens W.O.II. – De dysenteriebarak lag in de no-hoek van het 9de Bat.
DysenteriebarakEr waren in het kamp altijd wel gevallen van dysenterie, maar door snel maatregelen te nemen bleven ze meestal beperkt tot een tien- of twintigtal. Maar deze keer brak er een epidemie uit die niet te stuiten leek. Er waren al honderden patiënten. De ziekenzaal was spoedig overvol en het buitenhospitaal wilde niemand meer opnemen. Er moesten barakken worden ontruimd die met prikkeldraad omgeven werden. Bovendien waren er ernstige gevallen bij. De patiënten hadden vaak hoge koorts, ze begonnen te ijlen en liepen als in trance naar de overbezette latrines. Overal op de grond zag je druppels bloed. Op de foto: zou de barak boven het woord Subroto gelegen hebben. Meer informatieMeneer Cornet overleefde weliswaar Tjiater, maar hij stierf in de krijgsgevangenschap te Tjimahi van uitputting en dysenterie nog voor er drie maanden om waren. Mevrouw had het per gesmokkeld briefje vernomen, lang voordat het officiële bericht kwam. Mijn ingewanden begonnen zo te spoken, dat ik het kamphospitaal indraaide. Dat was meestal het begin van het einde, maar ik heb het gehaald, hoe weet ik niet precies. Ik weet wel, dat ik op een gegeven ogenblik, naar het aantal ligweken gerekend de oudste patiënt was. Natuurlijk kreeg ik ook weer eens dysenterie ... |
Tijdens WO II waren de meeste, van de in deze legerplaats gelegen kampementen, krijgsgevangenenkamp; namelijk: Kampement 4de en 9de Bataljon, Kampement Bergartillerie, Treinkampement, 6de Depot Bataljon en Depot Mobiele Artillerie. Tjimahi was daarmee het grootste verzamel- en doorgangskamp voor krijgsgevangenen en telde medio ’42 10½ duizend militairen. Eind januari ’44 gingen de laatste transporten naar werkkampen op Java of over zee naar Batavia. Tot het einde van de oorlog waren hier mannen en jongens kampen voor12½ duizend gevangenen. Daarna bleven het, tot juni ’46, vluchtelingen- en evacuatiekampen. |
Rechts: Ingang kampement.
4e en 9e Bat.De Japanners hadden namelijk besloten in Tjimahi, even te noorden van Bandoeng, een grote vergaarbak te maken. Een kamp van tienduizend man. Op een middag, na een maand of vijf, werden we erheen gereden. Ditmaal ging het transport bijzonder snel. En toen we er aankwamen was het kamp – de kazerne van het tiende bataljon infanterie – nog bijna leeg. Een aantal burgergeïnterneerden is uit het L.O.G. overgebracht naar kampen in Tjimahi, waar door de voortdurende afvoer van krijgsgevangenen naar bestemmingen buiten Java nu voldoende plaats is. Ik hoorde, dat het de bedoeling van de Japanners is om van het plaatsje Tjimahi een groot interneringskamp voor burgers te maken. De geïnterneerden uit de vijf kampen in de stad zullen geleidelijk op transport worden gesteld, terwijl ook nog zoveel mogelijk burgers uit andere steden naar Tjimahi zullen worden overgebracht. Meer informatieHet schijnt, dat een commissie ingesteld door het Japanse opperbevel, verschillende kampen heeft bezocht en over inrichting en behandeling een vernietigend oordeel heeft uitgesproken. Als ik zoiets hoor, ruik ik al bij voorbaat de Japanse propaganda, want voor mij staat vast, dat de Japanners zich er niets aan gelegen laten liggen, of krijgsgevangenen, vrouwelijke en mannelijke geïnterneerden behoorlijk worden behandeld en voldoende te eten krijgen. Het tegendeel is veeleer waar. Uit de resterende burgerkampen in de stad – het L.O.G., het Klooster 'Maria Sterre der Zee' en het 'Palace-hotel' – zijn ongeveer 300 geïnterneerden naar Tjimahi overgebracht. De anderen zullen na verloop van tijd volgen. Men hecht aan deze transporten algemeen grote betekenis, maar ik geloof niet, dat daarvoor reden is. Mijns inziens is deze concentratie onvermijdelijk, omdat de bewaking en verzorging van de aparte kampen op verschillende punten van de stad teveel personeel kost, dat voor andere doeleinden nodig is. Eerder schreven wij dat in juni een groep Indisch-Nederlandse krijgsgevangenen (en een gemengde groep technici) uit Bandoeng naar Tjimahi werd overgebracht. De binnenkomenden zagen dat er in het grootste kamp aldaar kooien waren gemaakt in de openlucht en vernamen dat krijgsgevangenen die met de buitenwereld contact hadden gehad, in die kooien werden gestopt en dagenlang niets te eten of te drinken kregen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 643-644] Adoeh, ons entree in het 4de en 9de Bat, waar alle tawanans kaal waren als galeiboeven. Ach, niet alleen al die lelijkheid, maar vooral de schande! Maar alsjeblieft, binnen twee dagen moest alles botak zijn, want anders ....! Onze kampbarbiers hadden drukke dagen. Eigenlijk was iedereen barbier die in het gelukkige bezit was van een tondeuze. Tegenstellingen als in Tjihapit deden zich ook in het grote kamp (vroeger van het IVde en IXde bataljon 101-102) te Tjimahi voor. Een daar geïnterneerde vroegere assistent-resident, B. de Jong, meende dat van de kampleiding weinig uitging om aanvullende levensmiddelen naar behoeften te verdelen, zodat ‘honderden de hongerdood stierven’, en ergerde zich eraan dat die leiding anderzijds bij het tegengaan van de kampsmokkel Japanse dreigementen overnam; [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 797-798] En daar, in Tjimahi begonnen we aan de laatste, ruim anderhalf jaar. De honger kwam nu in al zijn geweld naar voren. Eerst nog in verhalen van anderen, maar al gauw echt en onwezenlijk tegelijk Toen het kamp van het IVde en IXde bataljon in Tjimahi als mannen-interneringskamp ging fungeren, was er bijvoorbeeld aanvankelijk geen toestel maar de daar mede geïnterneerde Chinezen zetten er een in elkaar en verborgen het in het lijkenhuisje dat de Japanners, bevreesd als zij waren voor besmetting, niet waagden te betreden. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 803-804] In het mannenkamp Tjimahi was er één pakket voor elke acht geïnterneerden; de Amerikanen onder dezen kregen elk een heel pakket, maar dat accepteerden zij niet: ze deelden gelijk-op. ‘Achteraf’, aldus een der mannen, ‘blijkt er veel gestolen te zijn, eerst door Japanners, dan door Indonesische politie, dan door eigen mensen’ [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 798-800] De vermoedelijke oorzaak is, dat ook al werd er veel gegeven, het toch geen zoden aan de dijk zette, toen het over de duizenden krijgsgevangenen en geïnterneerden werd verdeeld. Er mogen briefkaarten met 25 woorden in blokletters worden geschreven aan de burgergeïnterneerden in de kampen in Tjimahi. Overal elders is dat al geruime tijd toegestaan, maar resident Komiyama heeft het hier nog steeds weten tegen te houden. Nu was het bevel echter afkomstig uit Batavia. Er mag door de geïnterneerden niet worden teruggeschreven. |
Ga linksaf: Jl Pasir Kumeli (Magazijnweg).
Rechts: een woonwijk (Kampement Bergartillerie) – Interneringskamp tijdens W.O.II.
In Magelang ben ik toen opgeleid voor de oude Bergartillerie (Ik wil bijna ‘artjirih’ opschrijven, dat zeggen wij toch altijd vroeger, niemand kan het woord uitspreken zoals het moet, nu ook heb ik eerst in de Van Dale gekeken, want die heb ik hier nog steeds hoor.) Laag geschut. Maar in Tjimahi namen ze de stukken over van de Engelsen die betere wapens hadden, en hun kanonnen hadden een schild en werden bediend door vijf mensen. Kali Djati. Overvallen door al die vliegtuigen. We keerden onverrichter zake terug. Overste De Vries nam toen studenten mee naar het front. Een week later was de capitulatie. [Bloem – Vaders van betekenis, 74-76] |
Ga linksaf: Jl Poncol.
Rechts: Pusat Lembaga Militer – “1886” (Militaire Strafgevangenis tevens Huis van Detentie).
StrafgevangenisToen ik in dienst was, of kwam, toen was daar commandant van het Korps Genietroepen de heer De Gaay Fortman, die nu nog burgemeester van Dordt is. Een vroom man, die je met een psalm op de lippen in de nor draaide voor een onbeteekenend vergrijp. Hij leefde volgens het stelsel van ‘de straffende hand van den slaanden God’. God zal er hem wel rekenschap van vragen hiernamaals, als God tenminste zulke dingen doet. Na een jaar vertrok deze vrome man en werd vervangen door ‘de neus’. Dat was kapitein Kramers, die alleen maar kapitein kon worden en nooit majoor, omdat hij wel eens dronk, en een Inlandsche vrouw had, en meer van die eigenaardigheden. Meer informatieHij werd al droeviger in zijn relazen, en ten slotte begon hij over zijn vrouw, die een Inlandsche was, en die hem dien morgen zoo ‘zuur’ ontvangen had, toen hij uit de nor kwam. Zij wilde heelemaal niet lief tegen hem zijn, en in zulke oogenblikken heeft een man toch behoefte aan en lieve vrouw, is ’t waar of niet? Sommige mensen dragen straffen met een gemakkelijke gelatenheid, dat zijn de gelukkigen. Maar er zijn anderen, die deze straffen voelen als een persoonlijke belediging en het nooit vergeten! Welk mens met enig zelfrespect verdraagt vrijheidsberoving, opsluiting van vijf uur namiddag tot aan de dageraad in een hok met wandluizen, waar het pikdonker is en waar slechts een houten slaaptafel staat? |
Ga terug en linksaf: Jl Pasir Kumeli.
Ga na de brug rechtsaf: Jl Pasir Kumeli.
Ga linksaf: Jl Munajan [Jl Pasir Kumeli].
Rechts: gebouwen en sportterrein achter muur.
(De plaats van het voormalige Treinkampement: de barakken van de afdeling die belast was met het militair vervoer.)
TreinkampementIn de nabijgelegen garnizoensplaats Tjimahi zijn de totok-vrouwen al in kampen ondergebracht en wel in de kazernes van het z.g. Treinkampement. Er zijn daar ook al grote vorderingen gemaakt bij de internering van Indo-Europese vrouwen, die in de kazernes van het 6e Bataljon zullen worden ondergebracht. De ruimte in het Treinkampement is veel te klein. De toestanden zijn schandalig. Verhuizing van 's Landsopvoedingsgesticht naar Tjimahi-treinkampement. Reuze rotzooi. Tocht met zwaar opgeladen kar dwars door de stad. Vele vrouwen krijgen klappen. Corry presteert het om in toko's, warongs en zelfs in een huis in Tjimahi voor de ramen te zitten met allerlei inlanders. 17 km sjouwen. Toch niet bijzonder ruw. In Tjimahi op open grasveld aangetreden in de gloeiende zon. Meer informatieVan het LOG is mijn vader een maand later getransporteerd naar het Treinkampement Tjimahi ten noordwesten van Bandoeng. Ook daar hebben we hem nog enkele malen bezocht. Daarna is hij uit ons zicht verdwenen. [Vindplaatsen, 65] In Tjimahi kreeg Wim Kan in eerste instantie geen toestemming voor een optreden. Om de tijd toch zo nuttig mogelijk te besteden nam hij deel aan verschillende activiteiten die in het kamp werden georganiseerd, zoals Engelse les en literaire bijeenkomsten. Maar op 12 juni werd hij tijdens de Engelse les weggeroepen om zich direct bij de overste te melden. Goed nieuws: de Japanse kampcommandant had cabaretvoorstellingen toegestaan, met de waarschuwing erbij om geen propaganda te maken. [Gestrand, 73-76] Ik: Ja, overste, maar ik heb bij de minderen al mijn vrienden. Is het niet mogelijk dat Rayer met ons mee gaat naar 't zesde? 2000 man nog goed intact, die zitten hier tezamen gepakt, Van Bergartillerie naar treinkampement (overste De Vries). Weer verhuisd naar luchtdoelartillerie. Bij elke verhuizing verloor je weer spullen. Totdat je alleen je hemd overhield heeft de Jap ons verhuisd. Maar als hij in het concentratiekamp |
Ga rechtsaf: Jl Pusdikpal.
Volg de grote S-bocht naar links en rechts en steek de spoorlijn over.
Recht vooruit: Militair kampement (6de Depot Bataljon Inheemsche Militie – Kamp Baros).
Van april 1942 tot oktober 1943 dienden de gebouwen als krijgsgevangenen kamp. Vanaf oktober 1943 was het interneringskamp voor mannen en jongens. In oktober 1944 werden in Baros de leidende figuren uit het bedrijfsleven en bij de overheid verzameld. Zij werden door de Japanners beschouwd als mogelijke gijzelaars. De bezetting was ruim 5000. Het complex had 27 barakken. Barak 1: jongens van 18 jaar en ouder, ‘Boystown’; barak 4: jongens tot 18 jaar, ‘Kidstown’; barak 13: Vrijmetselaars en Joden in ‘Tel Aviv’ en barak 18: katholieke geestelijken, ‘Vaticaanstad’. |
Kamp BarosGisteren (maandag) met zijn allen naar 't 'zesde' geweest om daar een speech van een Jap. generaal te horen. Het werd ten slotte een overste, die vertelde dat we maar vooral heel zoet en gehoorzaam moesten zijn en nog een heleboel wat natuurlijk niemand kon verstaan. Toen 't uit was kwam de tolk Baumgarten en vertaalde het een en ander. Zei o.a. dat we in de toekomst volgens de Conventie van Genève behandeld zouden worden, maar dat werd door andere tolken en door de commandant van 't 6de direct tegengesproken, zodat we ± 3 uur onderweg zijn geweest terwijl nu niemand het juiste schijnt te weten.
In de kampen in Tjimahi zitten vrijwel alle hoge Nederlands-Indische ambtenaren, die ondanks jarenlange moedwillige uithongering, zeker nog wel bij machte zijn om voorlopig het bewind over te nemen. Plannen zijn uitgewerkt, maatregelen zijn ontworpen, taken zijn vastgesteld. Meer informatieElders op Java namen de interneringen, aansluitend op de voor Batavia geldende verordening no. 33, meer tijd in beslag. De prominenten onder die mannen (de bestuursambtenaren met de rang van assistent-resident of hoger) hadden zij van meet af aan als een aparte groep behandeld: zij waren in '42 mèt anderen opgesloten in de Struiswijk-gevangenis te Batavia en midden '43 in de Soekamiskin-gevangenis bij Bandoeng en zij werden in '44 in het door de krijgsgevangenen verlaten Knil-kampement Baros (Tjimahi) opgesloten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 745-747] De Struiswijk- en de Soekamiskin-gevangenis werden begin '44 als interneringsoord voor mannen opgeheven. Uit beide gevangenissen werden de meeste geïnterneerden naar het kamp van het XV de bataljon in Bandoeng overgebracht, de prominenten evenwel eerst naar het kamp van het IVde en IXde bataljon in Tjimahi en vervolgens, in oktober '44, naar een ander kamp in diezelfde plaats: Baros III. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 839] De hooggeplaatste Japanner sprak vanuit zijn oprechte overtuiging dat de nietswaardige geïnterneerden die hun vaderland verloren en dus eigenlijk nergens meer recht op hadden (‘jullie zijn als snippers papier, weggewaaid door de wind’, zei eens de Japanse commandant van het mannen-interneringskamp Baros te Tjimahi), al dankbaar moesten zijn voor het feit dat hij zich verwaardigde, het woord tot hen te richten. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 751-752] Misdragingen waren er ook in het Baros-kamp te Tjimahi, waar in juli '44 ca. zeventienhonderd mannen en jongens geïnterneerd werden. Een Nederlander lichtte ons in '85 in dat er van de twaalf jeugdleiders in zijn barak, ‘allemaal onderwijs-inspecteurs, broeders, een professor, mannen om u tegen te zeggen’, slechts twee of drie waren die zich niet misdroegen; [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 774-775] Baros was bepaald minder riant dan het Bataljon. De barakken konden geen enkele vergelijking met welk kamp ook doorstaan. Het was vooral vervelend, dat de daken van de barakken waren gefabriceerd van een soort stro of gedroogd gras, dat geheel beantwoordde aan de voorstelling, die een wandluis van het paradijs moet hebben gehad. Ze regenden naar beneden. Als gevolg van de concentraties waren al die kampen buitensporig vol geraakt. Vervuilde complexen waren het, waar men het miniem-kleine hoekje dat men had weten te behouden, weer met nieuwgekomenen had moeten delen. Honger en dorst werd er geleden, goede kleding en goed schoeisel waren er niet meer en mede door het vrijwel totaal gebrek aan medicamenten waren de sterftecijfers vooral in '45 angstwekkend hoog opgelopen. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 523-525a] ‘Hoe vreselijk de toestanden in deze kampen ook geweest mogen zijn, men mist er toch de opzettelijke van hoger hand geboden kwaadaardigheid van Hitlers’ kampen’. ... hij had in het kamp Baros III met geïnterneerde hoofdbestuursleden van het Indo-Europees Verbond kunnen spreken – zij hadden zich bezorgd getoond omdat, naarmate meer tegemoet gekomen zou worden aan de wensen der Indonesiërs, de Indische Nederlanders sterker in het nauw zouden geraken. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 532-533] Dit nu lag anders in het kamp Baros III te Tjimahi, het kamp der prominenten. Daar had zich in '44-‘45 een groep gevormd die het als haar natuurlijke taak zag om, als bij een onverwachte capitulatie van de Japanners de luitenant-gouverneur-generaal of een door hem gemachtigde autoriteit niet ter plaatse zou zijn, het hoogste gezag van de Japanners over te nemen. Dat zou dan dienen te geschieden door mr. H.J. Spit, de vice-president van de Raad van Nederlands-Indië. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11c, 533-535] |
Midden in het kamp Baros lag het ‘oebiveld’.
Degenen, die nog tot werken in staat waren, konden gaan corveeën op het oebiland. Daar werden – de naam zegt het al – oebi’s verplant, een zoetsmakend soort aardappel, waarvan de consumptie een matige buikloop ten gevolge had. [Alberts – Namen noemen, 149-150] |
Ga rechtsaf: Jl Bapak Ampi (Gang Doger).
Rechts: de spoorlijn en aan de overkant het voormalige Treinkampement.
Toen de trein van half 5 naar Bandoeng voorbij zien komen en Ol zien staan op 't balkonnetje. Niet gezwaaid, omdat 't niet mocht! [Kan – Burma dagboek, 64a] |
Ga, na de brug, linksaf: Jl Bapak Ampi (Gang Leupen).
Na een verblijf van twee maanden op Batavia verhuisden zij naar Tjimahi, waarheen Linda’s vader was overgeplaatst. In de jaren dat de familie daar woonde, stond de onderofficierswoning die Linda’s vader toegewezen kreeg, aan het Rembrandtsplein achter de tangsi van het Militair Hospitaal Personeel. Daar woonden ze de langste tijd. Maar tevoren woonden ze nog in Gang Leupen, in een bilikhuis op neuten. In die tijd zag Linda voor het eerst het adu-dombak of de rammen-gevechten in de kampong achter hun huis. Iedere zondagmorgen vroeg klonk de dringende cadans van de trommen, die de lucht deed trillen en Linda in opwinding bracht. In de schaduw van hoog oprijzende bamboestoelen rondom een wijde open ruimte, had zich de arena gevormd, waar de opgehitste rammen met diepgebogen koppen op elkaar instormden met hevig geweld. [Scholte – Anak kompenie, 69-71] |
De straat komt uit bij de Katholieke kerk aan de Jl Baros.
Voor een bezoek aan het Ereveld Leuwigajah, 4½ km v.v. kan hier een afspraak met een ‘ocek’ (brommer-taxi) gemaakt worden.
Deel B:
Volg de Jl Raya Baros in zuidelijke richting.
Ga het viaduct over de Jl Tol Pasteur over.
Volg de weg naar links en ga scherp rechtsaf: Jl Raya Nanjung.
Ga het viaduct over de Jl Tol over.
Ga rechtsaf: Jl Kerkof (Kerkhofweg).
Ga linksaf: oprit naar Ereveld. Leuwigajah.
Het ereveld Leuwigajah werd op 20 december 1949 ingewijd. Als gevolg van de vele herbegravingen, die hier sedert 1960 hebben plaatsgevonden, is Leuwigajah uitgegroeid tot het ereveld met het grootste aantal graven, ruim 5000. [OGS-40 jaar, 56] Clandestiene briefjes uit de kampen in Tjimahi melden vele gevallen van bacillaire dysenterie onder de jongeren. De ouderen, die over nog wat binnengesmokkeld geld beschikken, gooien n.l. vaak het thans werkelijk oneetbare voedsel weg. De vliegen zwermen er op neer. Stiekem wordt dit weggeworpen voedsel, dat inmiddels door de vliegen is besmet, door de jongeren die veel meer door de honger worden gekweld, opgegeten en de gevolgen blijven dan niet uit. Elf sterfgevallen per dag zijn in de kampen te Tjimahi geen uitzondering meer. |
H.Th. Karsten – V 361 In ± 1930-1931 maakte Karsten zijn tweede en laatste verlofreis naar Europa. Hierbij reisde het gezin via Amerika, alwaar Karsten lezingen hield. Na deze reis vestigde Karsten zich in Bandoeng en leidde enige tijd met Schijfsma een buro. In 1933 begon hij voor zichzelf, met als belangrijkste medewerkers Soesilo en Abikoesno. Per 1 september 1941 werd Karsten aangesteld tot buitengewoon lektor in de nieuwe studierichting planologie aan de Technische Hoogeschool te Bandoeng. Wegens ziekte en internering kon hij dit slechts een half jaar volhouden. In 1942 moest hij een kamp in, te Tjimahi, alwaar hij stierf eind april 1945. [Bogaers – Karsten, 50-53] |
Op het ereveld Leuwigajah werd op 21 september [1984] een gedenksteen onthuld, die geschonken is door de Stichting Herdenking Junyo Maru – Sumatra. Twee dagen na het vertrek, 18 september dus, in de namiddag, was dat vliegtuig verdwenen en ter hoogte van Benkoelen, ca. 20 km uit de kust, werd de ‘Joenio Maroe’ even voor half zes (Japanse tijd! het werd pas na half acht donker) door twee torpedo’s getroffen, waarvan een in een van de ruimen talrijke slachtoffers maakte. Het schip zonk langzaam en begon toen te hellen. Paniek brak uit, ‘eerst in het ruim’, aldus Von Fuchs, ‘waar de een de ander met stukken hout en ijzer neersloeg om het eerste boven te kunnen zijn, later ook aan dek.’ [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 660-663] |
Ga terug: Jl Kerkof en Jl Raya Baros
tot: 500 meter na de 2de overgang over een tolweg
en 400 meter voor de katholieke kerk.
Links: een apotheek aan de Jl Samratulangi (Willemstraat).
Aan de rechterkant van deze straat lag het kampement van de Mobile Artillerie.
Daar was tijdens WO II het Centraal Kampziekenhuis ondergebracht.
Steeds meer doden. Waar gingen ze dood? In het kamphospitaal zelf of in het hospitaal van Tjimahi (Cimahi)? In het kamp als het onverwacht ging. Ik zelf heb steeds magerder wordend, de paar laatste maanden in het kamphospitaal gelegen. Dat was net zo’n barak als de andere, met net zulke beroerde slaapplaatsen. We lagen wel iets verder uit elkaar. [Alberts – Een kolonie, 106-108] |
Deel C:
Ga linksaf: Jl Sudirman.
Rechts: Santo Ignasius (R.k. kerk).
Rechts: Lap Tenis (Wilhelminapark ?)
De ongeregelde troepen, die later het leger van de republiek Indonesië zouden vormen, hadden ons kamp helemaal omsingeld en hoe gaat het, wanneer men in een belegerd dorp zit? De dorpsbewoners vormen dan een burgerwacht, een eigen legertje. Als ik zeg dorp, dan bedoel ik daarmee niet het stadje Tjimahi, want daarvan konden we maar een deel tot ons grondgebied rekenen: het deel van de villawijk, dat ten zuiden van het kamp lag. En met die burgerwacht begon het pas goed te gaan toen het duidelijk werd, dat ook de Japanse bewaking zou worden teruggenomen, terwijl het Engelse opperbevel niet voor voldoende vervanging kon zorgen. Dat was natuurlijk het vreemde van de toestand. Twee maanden na de overgave werd het een beetje gek nog langer gebruik te maken van de Japanse troepen. [Alberts – Namen noemen, 155-156] |
Links: ‘half rond’ plein (Rembrandtplein).
In het midden van plein Jl Kebonrumput.
Links: G 95-96, G 98 en G 102.
Aan het Rembrandtsplein waar ze later woonden, rijgen de onderofficierswoningen zich U-vormig om het plein, dat kruislings werd gevierendeeld door twee wandelwegen. De langste die op de grote weg uitkwam enerzijds, ging aan de andere zijde op de bodem van de ‘U’ over in een breed pad, dat door kampong Bèdèng leidde naar Kebon Djukut, de graslanden behorende aan de afdeling Cavalerie van het KNIL. [Alberts – Namen noemen, 157-158] |
Volg de weg, bij de moskee, naar rechts.
Ga, na de brug, de 4de weg linksaf: Jl Lapangan Tembak.
Standplaatsen van ‘oceks’ zijn in de Jl Warung Contong, dat is de straat rechts.
Deel D:
Ga de brug over de Ci Sangkan over.
Links: Lapangan Tempak Gunung Bohong (schietbanen).
De halfautomatische Johnsonkarabijn was een wapen, waarin een houder met acht patronen kon worden geplaatst en die patronen konden achter elkaar worden afgeschoten door alleen maar telkens de trekker over te halen. Het was ook mogelijk door het verschuiven van het een of ander palletje alle kogels in één keer uit de loop te laten vliegen. Dat gaf een wonderlijk effect aan de schouder en op de schietschijf. Het geweer had verder een lange loop en het was verstoken van enig houtwerk. We mochten de Johnson zomaar helemaal mee naar huis nemen, dat wil zeggen naar onze barak in het kamp. Ik heb het ding voorzichtig in een hoek gezet, maar de meeste anderen, die hun jachtgeweer al jarenlang niet meer in hun liefkozende handen hadden gevoeld, begonnen hun aanwinst meteen uit elkaar te halen, te poetsen en in te vetten, terwijl ze zelf een tevreden gebrom lieten horen. [Alberts – Namen noemen, 157-158] |
De weg heet hier: Jl Sukasari.
Houd rechts aan; recht vooruit heuveltop, rechts huizen.
Ga rechtsaf: Pad naar Makam Gunung Bohong – Kelurehan Padasuka; de begraafplaats.
Gunung BohongDe dood kwam soms in de gelederen grijpen langs den weg van typhus en dysenterie, de echte ziekten van Bandoeng en ommelanden, althans destijds. Speciaal na een oefening of een manoeuvre druppelden de patiënten elke minuut het hospitaal binnen, en wie kwam te liggen achter het scherm op zaal I, die kwam er gewoonlijk niet meer levend vandaan, een enkele uitzondering daargelaten. Dan werd ik dikwijls geroepen, als trouw bezoeker van het Militair Tehuis, door den sergeant-ziekenverpleger Post, en zat ik soms langen tijd achter dat scherm, op een stoeltje bij het bed van een kameraad, hopende dat die zijn ogen nog eens zou openen en mij zien en misschien iets zou zeggen. Maar in de meeste gevallen liep het uit op een langzamen marsch, met een tamboer en een hoornblazer voorop, naar het kerkhof aan den voet van den Leugenaarsberg (Goenoeng Bohong), waar de ruwe kist, als een trog, in de natten grond werd neergelaten. Meer informatieOp het kerkhof Goenoeng Bohong ben ik geweest. Het ligt wel mooi, aan den voet van het Leugenaarsbergje, op een glooiend terrein. Maar het wordt niet meer gebruikt, want het grondwater maakt begraven hier afstotelijk voor de achterblijvenden. Men heeft nu een nieuw militair kerkhof op Leuwigadjah, den weg naar Baros uit. De graven op Goenoeng Bohong zijn veelal niet van opschriften voorzien en ik vond niets terug van wat ik daar zelf had helpen brengen, of van wat ik wist, dat daar behoorde te zijn. Langs gebaande en ongebaande wegen gingen vader en dochter naar één van de omliggende ‘tjotten’ rond Tjimahi. Te beginnen met de gunung Bohong, (bohong = leugen, fop) waarschijnlijk zo genoemd omdat hij geen echte berg was, al stak hij pretentieus zijn kop in de laagst hangende wolken wanneer die toevallig voorbijdreven op mistige dagen. Aan het eind van hun klim op de pseudo-berg aten ze de meegebrachte boterhammen, terwijl ze het wijde panorama rondom in zich opnamen. De twee commanderende Japanse officieren ‘bedronken zich na afloop van de executie’, aldus een Nederlandse kapitein die als een van de twee tolken was opgetreden, ‘om, zoals zij ons, tolken, verklaarden, de ellende te kunnen vergeten.’ De Japanse kampcommandant (van wie verteld was dat hij naar het Japanse hoofdkwartier in Bandoeng was gegaan om er gratie te bepleiten) legde de volgende ochtend een krans op de graven. [Het Koninkrijk der Nederlanden, 11b, 627-629] [1945] Vier miljoen doden. Op een bevolking van 68 miljoen waren er volgens een studie van de Verenigde Naties maar liefst vier miljoen doden gevallen in Indonesië, bijna 6 procent van het land. Het is internationaal nauwelijks doorgedrongen maar Indonesië kwam als een van de zwaarst getroffen landen uit de Tweede Wereldoorlog: één op de zeventien inwoners leefde niet meer. Qua dodental was Indonesië het vijfde land ter wereld (na de Sovjet-Unie, China, Duitsland en Polen en vóór Japan); qua burgerdoden was het zelfs het eerste. |
Ga in noordoostelijke richting en steek de bergraafplaats over.
Ga rechtsaf: Jl Panembakan – heet later: Jl Warung Contong.
Vervolg deel C:
Ga rechtsaf bij de spoorwegovergang.
En ga daarna meteen linksaf: Jl Rumah Sakit Yudustira (Hospitaalweg).
Rechts: R.S. Dustira (Militair Hospitaal).
Militair Hospitaal
Zijn kazerne staat temidden van kampoengs, die broeihaarden zijn van venerische ziekten en slechts zeer bijzondere mensen blijven daarvan vrij. Van het transport waarmee ik in Indië kwam, bleef slechts vijf percent vrij van geslachtsziekten en het was een grotendeels in Holland geselecteerd transport, aangeworven voor een bepaalde dienst waarvoor goede lagere schoolkennis werd vereist, hetgeen ook op een examen vooraf werd onderzocht. Wanneer er van deze betrekkelijk superieure groep dus vijfennegentig percent sneuvelden in de kampong, hoe zal het dan zijn met andere contingenten, die naar dit land worden gebracht? Iedere verbandkamer in ieder militair hospitaal kan u daarop het antwoord geven. Meer informatieBandoeng mag van geluk spreken dat het in zijn nabijheid een inrichting heeft die bij het totaal gemis van een gelegenheid tot verpleging van ernstige zieken – welk gemis zich in den laatsten tijd sterk deed gevoelen [cholera] – in deze behoefte voorziet. Ik bedoel het militair hospitaal te Tjimahi. Behalve militairen, worden daar ook particulieren en ambtenaren opgenomen, tegen een tarief van f 2 tot f 7.50 daags, waaronder begrepen voeding en verpleging, geneeskundige behandeling en operatie, genees- en verbandmiddelen. Voor gepensioneerden wordt niet meer dan hoogstens de helft van zijn pensioen per maand berekend. Sedert de oprichting van het hospitaal in 1897 werd reeds een groot aantal niet-militaire patiënten daar verpleegd en, op een zeldzame uitzondering na, mochten zij zich in een herstelde gezondheid verheugen. [De Locomotief, 14 Juni 1910] ... maar hij had toch al de ziekte te pakken, die 90 procent van de kolonialen hebben, n.l. venerische ziekte. De dood kwam soms in de gelederen grijpen langs den weg van typhus en dysenterie, de echte ziekten van Bandoeng en ommelanden, althans destijds. Speciaal na een oefening of een manoeuvre druppelden de patiënten elke minuut het hospitaal binnen, en wie kwam te liggen achter het scherm op zaal I, die kwam er gewoonlijk niet meer levend vandaan, een enkele uitzondering daargelaten. Dan werd ik dikwijls geroepen, als trouw bezoeker van het Militair Tehuis, door den sergeant-ziekenverpleger Post, en zat ik soms langen tijd achter dat scherm, op een stoeltje bij het bed van een kameraad, hopende dat die zijn ogen nog eens zou openen en mij zien en misschien iets zou zeggen. Het echte ziekenhuis lag een eindje verderop en we kregen daar allemaal een groflinnen Japanse kimono aan, en onze kleren werden ontluisd. Mijn ingewanden pasten zich voortreffelijk aan de nieuwe toestand aan en begonnen weer te spoken van belang. De dokter kwam zijn ronde langs de bedden maken terwijl wij zaten te eten. Hij vroeg mij wat ik at en ik zei: Bruine bonen. Hij zei: Een uitstekende kost voor iemand met chronische enteritis. Het transport naar het hospitaal buiten het kamp ging gewoon door. Maar voortaan was er meer kans op overleven, omdat er meer eten kwam. Niet voor allemaal, maar de kans was er. Aangezien ik er zelf ook werd heengebracht, kon ik het zien en ondervinden. We lagen nu op bedden, ongewend hoog en we moesten oppassen om er niet uit te vallen. Ik zag in de verte, uit de richting van het dorp een tamelijk groot aantal mensen komen. Indonesiërs, toen ik ze van wat dichterbij kon zien. Ze leken me nogal rumoerig en ze waren op de een of andere manier gewapend, maar bijzonder weinig militair. Ze kwamen nog dichterbij en ze werden wat stiller. De Japanse schildwacht, onze bewaker, stond op en liep naar voren. |
Ga linksaf: Jl Raya Baros.
Ga de spoorbaan over.
Ga linksaf: Jl Stasiun.
Rechts: Mess Perwira (Officierssociëteit).
Voor de ambtenaren, officieren, is de indeling van de dag, na acht uur ’s morgens, aldus: sleur-werk tot elf, twaalf, een uur – soos – rijsttafel, middag-slapen, avondwandeling – soos – diner of wat er voor moet doorgaan, en weer – soos met of zonder kletstafel. Getrouwden offeren er de na-avond aan op, gewoonlijk. Kooplui kennen gemeenlijk enkel de soos in haar vóór- en ná-avond-momenten en een groot deel is niet eens trouw soos-bezoekend. Er zijn kooplui, die maar hoogst zelden in de soos komen. Iemand komt ‘nieuw’ op een plaats. Het hotel verveelt hem; hij gaat naar de soos. Voor hem is de soos een uitkomst in de Indische eenzaamheid. Iemand zoekt banale verstrooiing, hij gaat naar de kletstafel van de soos in de vooravond. De soos in Indië is als een romeins keizer met het devies ‘panem et circenses’ (geef het volk brood en spelen). [Veth – Het leven in Nederlandsch-Indië, 138-140] |
Links: Stasiun (Het station is uit 1904 en nog redelijk intact.)
“732 m.” 2005→ In Tjimahi waren de corvees over het algemeen niet zwaar: fourageren, zoals brandhout van het station halen en zakken rijst uit de wagons tillen en ze in karretjes overbrengen soms een paar gebouwen ontruimen of een Nippon-kazerne schoonmaken. Het voornaamste corvee was het werken in de groentetuin die een paar kilometer van Tjimahi verwijderd was. We waren dan met honderd of meer. Meestal werd je aangewezen, maar soms ook gaf ik me ervoor op om weer eens buiten de kampmuren en het prikkeldraad te zijn. [Nieuwenhuys – Een beetje oorlog, 93] |
Ga rechtsaf: Jl Sriwijaya (Gedong Delapan).
De oudere geïnterneerden werden daar ondergebracht in een rij huizen aan de Gedong Delapan-weg: ik kreeg er een kamertje met een prettig jongmens, een sympathieke kamergenoot. Eerlijk, hartelijk en hulpvaardig, en ik heb veel hulp van hem ondervonden. Daar lag ik een middag om half zes op mijn bultzak, in een ellendige stemming en met het gevoel dat me iets ernstigs boven het hoofd hing. Plotseling zag ik het gezicht van mijn vrouw, die me enige seconden strak aankeek. Het was op 10 September 1944. Ik vreesde het ergste: verschijningen had ik meer gezien en ze bleken, evenals sterke sombere voorgevoelens, meermalen op realiteit te berusten. [Koch - Verantwoording, 243-244] We rijden de weg op naar Tjimahi, het licht is van zwart naar grijs gegaan, er komt steeds meer wit in, het is vroeg daglicht als ik de huizen herken van de garnizoensplaats Tjimahi, de woningen van soldaten en onderofficieren die er in 1930 al waren liggen er nog net zo. Een rustig en ordelijk militair kampement, lage crème-achtige huizen met donkere daken, kalmpjes bochtende straten. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 180] |