Laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017.
De wandeling in PDF formaat.
Op weg naar de Kraton.
Kraton
Vanochtend trok ik er weer met Mies op uit; voor het hek ving de tocht aan met het al zo vertrouwde onderhandelen met de betja-bestuurder, daarna in een zoet, zoet vaartje via de ook al vertrouwde, brede, rommelige, gezellige wegen naar de kraton, het verblijf van de sultan van Jogja wiens vorstelijke rechten en voorrechten door het Nederlandse bewind altijd zorgvuldig in stand zijn gehouden. De kraton ligt aan het eind van de winkelstraat Malioboro, je hobbelt er in je betja kaarsrecht op af, de sultan moest immers kunnen zien wie er aankomt! Maar vlak voor het kratonterrein wordt rechts afgeslagen, met een bocht komen we aan de officiële ingang, waar het in de schaduw onder de grote zware bomen weer een gemoedelijke drukte is.
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] Meer informatieDe hoofdstraat van Djocja voert recht naar het groote plein waaraan de ommuurde Kraton ligt, een stad binnen de stad, als eenmaal het Kremlin in Moskou, als thans nog het Vaticaan binnen de muren van Rome. Tienduizend menschen, vertelt men mij, wonen in den Kraton en zijn direct of indirect aan het vorstelijk Huis verbonden. Een duizendkoppige kratonbevolking teerde op de beurs van de Javaanse vorsten die, ondanks rijke inkomsten uit de hun erfelijk behorende landerijen en de verder nog binnenstromende belastingen, aan chronisch geldgebrek leden. Tal van familieleden hielden er nog weer een eigen kleine hofhouding op na. Vrouwen, bijvrouwen, zonen, ooms en neven en dáár weer de vrouwen en bijvrouwen van. Dochters, tantes, een niet meer te tellen kinderschaar die stuk voor stuk nog wel enkele druppels vorstelijk bloed in hun aderen hadden. Toen ik te Djocjakarta den Kraton bezocht, heb ik me verwonderd, dat een zoo oudbakken, verweerde en vies uitziende verzameling gebouwen, de omgeving en het prinselijk verblijf van een der machtigste sultans vormt. Een groote menigte straten, wegen, kampongs, vervuilde vijvers en dufriekende kanalen, een aloen-aloen (plein), een moskee, verschillende stallen, gebouwen en tuinen, door een vrij hoogen en breeden muur omgeven, huisvesten ongeveer vijftienduizend inlanders, mannen en vrouwen die allen tot den hofstoet behooren of familie zijn van den Sultan. Geen wonder dat de bevolking heel wat opbrengen moet om tegemoet te komen in de uitgaven van zoo’n ‘vorstelijk huis!’ Het merkwaardigste van Djokja is de kraton, in de ruimere beteekenis van het woord “Vorstenverblijf”; zij heeft eene uitgestrektheid van bijna een uur gaans in omtrek, als het ware een stad op zichzelf met gebouwen, pleinen, wegen en kampongs, in welker midden het eigenlijk verblijf van den Sultan gelegen is, ook kraton geheeten, doch meer gebruikelijk kedaton genoemd. De gansche kraton bevat binnen hare muren naar schatting eene bevolking van 15.000 menschen. Hij werd kort na het ontstaan van het Djokja’sche rijk (1755) in 1760 gebouwd, tegelijk met het fort Rustenburg, dat met zijn geschut de Javaansche vesting geheel bestrijkt. Hij beslaat een langwerpig vierkant van ongeveer 1100 M. lengte en 750 M. breedte. [Indië, geïllustreerd weekblad, 6, 379] De Keizers van Java, wier gebied zich thans nog tot de zoogenaamde Vorstenlanden (Soerakarta en Djokjokarta) *] bepaalt, terwijl de overige van Java onder Nederlandsch bewind is gebragt, droegen van ouds de titels van Kiai-gedé, Praboe, Browi-djaja Ratoe, Maharadja en meer anderen; doch sedert de invoering van het Mahomedismus, hebben zij den titel van Soesoehoenan en Sultan aangenomen (De Vorst van Djokjokarta wordt Sultan, en die van Soerakarta Soesoehoenan genoemd). |
![]() |
Openingstijden musea (Het is verstandig deze tijden vooraf te checken). | |||
Sonobudoyo |
maandag X |
dins.– zondag 8.00 – 15.30 |
vrijdag 8.00 – 14.00 |
|
← Kantor Pos (Hoofdpost- en Telegraafkantoor.). |
Begin van de wandeling: Jl Trikora (Kadasterstraat) rechts van het Postkantoor.
Rechts: 4a – Pos Police (Politieposthuis).
Links: 1 – Balai Pemasyarakatan Kalas I – BAPAS (Landraadsgebouw, 1904 – BOW).
|
Recht vooruit: Alun-alun.
Alun-alun![]() Het Sultans-verblijf ligt hoog-ommuurd, als een stad in de stad. Het groote voor-plein, van den hoofdingang uit te overzien, is wijd als een veld. De waringinboomen, in onafgebroken rij langs de vier zijden van het vierkant staande – zij zijn geschoren en behouwen tot het fatsoen van reusachtige staatsie-pajongs, natuur-dingen, herschapen tot verheerlijking van den vorst – de geweldige waringinboomen lijken klein in die ruimte. Maar die ontzaglijke verhouding is het eenige dat den indruk van vorstelijkheid geeft. Wat achter de waringin-rijen te zien komt aan gebouwen is armoedig. Gebouwen is te aanzienlijk een woord voor die wanden van bamboe en daken van blad, die de bewakers van poort en plein beschutten. En wat achter een tweede poort en tweede plein te zien komt is weinig deftiger. Het geheel doet eer denken aan een geringe stadswijk dan aan de omgeving van een vorsten-woon. Meer informatieDe alun-alun voor het paleis van de sultan, dat wijde droge veld met zijn twee omheinde waringinbomen, is als een gravure uit een reisboek van honderd jaar geleden. Hij wijst ons de gewijde maar rond gesnoeide waringin-boomen in gepleisterde balustraden omvat en die vóór de Siti Tingil rijzen; als er een tak breekt van dezen heiligen boom, sterft een familielid van den Sultan. |
Ga rechtsaf Jl Alun-alun Utara.
Rechts: Museum Negeri Propinsi D.I. Yogyakarta Sonobudoyo (1935, Karsten).
Bibliotheek en uitbreidingen aan de rechterkant, o.a. de grote pendopo (1937, De Vistarini).
|
Links in de ingangspoort een steen.
Java-Instituut![]() “Het Museum Sono Boedojo is gesticht door het JAVA INSTITUUT. Het Java-Instituut te Batavia stelt zich ten doel de ontwikkeling van de inheemsche cultuur van Java, Madoera en Bali te bevorderen. Het secretariaat is gevestigd te Jogjakarta (Gondolojoe 14). [Geïllustreerde Encyclopaedie van N-I, 475-476] Het Java-Instituut, daartoe in staat gesteld door een bijdrage uit het 25-millioenfonds, richt in Jogja, in aansluiting tot zijn museum Sana Boedaja, een kunstambachtschool op, voorlopig alleen voor hout-, zilver- en koperbewerking. [Locale Techniek-7-6, 178] Soebadio Sastrosatomo: Moeder hield zich intens bezig met de Javaanse literatuur en cultuur. Zij las onder meer de geschriften van bekende filosofen als Ronggowarsito en de Solose prins Mangkoenegoro IV, overgrootvader van Mangkoenegoro VII, die in Leiden studeerde. Later heeft het Java-Instituut zijn werken in het Nederlands vertaald. [Verboden voor honden, 106]Meer informatieOp Java valt eene bijzondere opleving te boekstaven. Begonnen met het congres voor Taal-, Land- en Volkenkunde in 1910, voortgezet met het Cultuurcongres, beide in Solo gehouden, ontstond uit deze beweging het Java-instituut, dat zich ten doel stelt de inheemsche cultuur te doen herleven. [Indië, geïllustreerd weekblad, 5, 330] [Maart 1921] Voortbrengselen van batikkunst en vlechtarbeid bijvoorbeeld werden herhaaldelijk in boeken besproken of op tentoonstellingen bijeengebracht, doch over Java’s houtsnijkunst schreef bijna niemand noch zag men er een goedgeordende verzameling van. Het onlangs opgerichte Java-Instituut nu heeft gemeend in dit gemis eenigszins te kunnen voorzien door aan het Java congres in Juni a.s. te Bandoeng te houden, een tentoonstelling van Soendaneesch, Javaansch, Madoereesch en Balisch draai- en houtsnijwerk te verbinden. [Het Indische Leven, 2-29, 578-579] Het Java-Instituut. – 3-daagsch Congres te Djocja van 24-27 December 1924. – Voorloopig programma voor het Congres: [De Taak-7, 1911] |
Als de voorstelling begon waren alle poppen in de pisangstam gestoken. Een groep aan het linker uiteinde en een groep aan het rechteruiteinde. Daartussen was dan het toneel. De dalang greep de poppen die hij nodig had of de helper die het hele verhaal kende, gaf ze hem snel aan. Hij stak ze dan in het midden van de zachte stam en liet de figuren licht heen en weer zwaaien, zodat het leek of ze met elkaar praatten, voor elkaar bogen, van elkaar terugdeinsden of op elkaar toe kwamen. |
![]() Maar kijk nu eens in dat schemere licht van den avond-nacht naar het fijne profiel van dien ranken prinsessen-kop; hoe het uitkomt met teêre, om te bréken gevoelige lijntjes, zóó als spitse bladeren staan in de atmosfeer, zooals bij heel ijle lucht in de verte lijnen van heuvelen. In dat profiel leeft de ziel van de prinses, en dááraan kent het inlandsche publiek haar, voelt het den stijl van haar voelen, den adel van haar natuur. En nú zie ik nog maar alléén het profiel, fijn als een schaduw in den nacht. Maar nú gaat de dalang zijn hand bewegen, die hij onder de pop houdt, en trekt hij aan de touwtjes. En als door een aetherisch, electrisch fluïde komt er leven in de pop. Een arm steekt zij uit, o! mooi! mooi! met een gebaar, nobel en teeder als het ópgaan van een melodie, en het lijf beweegt zacht vooruit met een langzaam golvende lijn, alsof een wijze ziel het voortstuwde ... [Borel – Wijsheid en schoonheid uit Indië, 157-158] |
|
Ga, na het verlaten van het museum eerst rechts- en daarna linksaf: Jl Alun-alun Lor.
Rechts: Masjid Agung.
|
Ga op de hoek van de Alun-Alun linksaf.
Recht vooruit: De noordelijke gebouwen van het Paleis: de Pagelaran en de Siti Inggil.
Het merendeel van de Paleis-gebouwen ligt zuidelijker en heeft een aparte ingang.
Pagelaran, entree en wachtruimte.
[Fabricius – Een reis door het nieuwe Indonesië, 91] |
|
|
|
De Sultan van Djocja bezit, behalve zijn groot en zeer schoon gamelang-orkest en zijn eigen danseressen, ook een eigen lijfwacht, zeshonderd soldaten, die in zeer fantastische kleurige costuums zijn uitgedost. Twee compagnieën ervan trekken onder tromgeroffel langs mij heen, zij zien er uit als deelnemers aan een gecostumeerden optocht, de ene helft heeft glimmend zwarte hoeden op, zwarte jasjes en geel en rood gestreepte broeken, de andere draagt groote koperen helmen en is in rood- en gouden wapenrokken gedost. [Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 48-50] |
Siti inggil, het hoger gelegen terrein waar officiële bijeenkomsten en ceremoniën plaatsvinden.
[Couperus – Oostwaarts, 191-192] |
Bangsal Witono, de grote pendopo, midden achter, op Siti Inggil.
Bangsal Witono
Meer informatie
|
Ga terug naar de ingang en ga linksaf: Jl Pekapalan.
Rechts: Museum Kereta Keraton (Rijtuigenmuseum).
Gouden koetsLinks: Kanjeng Nyai Jimat, de oudste koets (midden 18de eeuw), koets van H.B.I. [Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 50] Meer informatieEen gouden koets met vier paarden bespannen komt eindelijk voor; ’t is een klein nauw koetsje op een kolossaal onderstel, een geheel verguld koetsje waarin de zwaarlijvige sulthan juist past.
Aankomst van Z. Exc. den Gouverneur-Generaal, gezeten in de gouden koets van Z.H. den Sultan van Djokjakarta [Het Indische Leven, 4, 849 – 9 Juni 1923] → De gouden Koets! Acht isabellen trokken het door het Europeesche publiek toegejuichte rijtuig. De Inlanders bleven een plechtig stilzwijgen bewaren en stonden slechts met open monden te kijken. |
Ga linksaf: de ingang van de Kraton.
Entree op de eerste hof. [Op kleine plattegrond: A.]
Naarmate je dieper doordringt in het paleisgebied worden de pleinen meer privé. De woningen mogen uiteraard niet bezocht worden, er verblijven nog heel wat familieleden van de sultan in het paleis, de toeristische bezichtiging beperkt zich tot de pendopo-achtige gebouwtjes, open bouwsels die bestaan uit een dak op pilaren. [Vervoort – Vanonder de koperen ploert, 85-86] |
Doorgang naar de 2de hof [B].
![]() ![]() [Ammers-Küller – Wat ik zag in Indië, 50-51] |
Rechts: Bangsal Srimenganti [C].
Ik zit hier al een uur in het Kraton, tegen een paal geleund, bij een dansvloer te wachten op de danslessen. Het gamelanorkest, dat al een tijdlang heeft zitten spelen, drinkt nu thee. De glazen en bekers hebben hier dekseltjes, tegen het invallen van vliegend ongedierte. En hier is de danszaal, waar de srimpi’s, dochters van hofregenten, wel zouden dansen een dezer avonden, zoo het niet strenge rouw ware om het overlijden van den ouden Sultan: Hamangkoe VII: Hij die het Heelal in den schoot draagt. De initialen H. B. VII, zien wij overal rondom, vooral op een groot spiegelglazen schutsel, een doorzichtig schutsel, ik vraag mij af waarvoor .... Deze prachten zijn wel eens onlogiesch en niet altijd goed van smaak. [Couperus – Oostwaarts, 194-196] |
Links: Trajumas [D].
Trajumas![]() Pendopo met o.a. de Gamelan. Nu beginnen de gamelanspelers aan hun repetitie. Ze zitten in het binnenste van de pendopo, aan één uiteinde van de grote ruimte, allen met roerloze gezichten onder hun hoofddoeken en velen ook weer met een brilletje op. Een van de solo-zangeressen vooraan, met een lief stemmetje, raakt telkens de draad kwijt, dan kijkt ze vragend naar haar buurman; de oude heer zingt haar dan met flakkerende bariton haar partij glashelder voor. Het orkest geeft wonderbaarlijk mooie geluiden af, middels slag- en blaasinstrumenten, ik kan daar dag en nacht naar luisteren. De toeristen komen dichterbij, ze mogen op de binnengalerijen zitten mits ze hun schoenen uittrekken. Meer informatieToch nog een enkel restant: het dagelijks oefenen met 's Sultans gamelan, in stand gehouden voor feestelijke gelegenheden. De bespelers ervan brengen bij het neerzitten warempel nog de sembah voor de oude eerbiedwaardige instrumenten, waarvan vele in de loop der tijden eigennamen en titels hebben gekregen: Kiai Zo en Kiai Zus; de beroemdste ervan stonden dan ook al een of twee eeuwen onder ditzelfde pendopo-dak. Later bij een rondgang door de kraton, het verblijf van de sultans, leerde ik de namen van de instrumenten kennen. De gambang, gendèr, bonang, kempul, gong, kendang, seruling, ketuk-kenong. Alleen al door ze te noemen, hoorde je de muziek. De gamelanstellen stonden in de grote spiegelzaal, waar ze de feesten van de sultans opgeluisterd hadden. Nu ze nog maar weinig gebruikt werden, waren ze haast net zo'n museumstuk als een galerij verder de draagstoelen waarin de vorsten naar hun bruiden gedragen waren, of als de kaptafels en de sirihstellen en de geschenken die de sultans gekregen hadden, protserige tierlantijnen. [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] |
Ga door de Danapratapa, de poort tussen 2de en 3de hof [E]. Links: Mondolo Sono (Muziektent).
![]() ![]() [Haasse – Krassen op een rots, 169-170] |
Rechts, wat naar achteren: Gedong Koening [F].
![]() ![]() Dit is de eigenlijke Kraton; daar is de Gedong Koening – het Gele Huis – waar de Sultan woont met dichtbij de kantoren; in het binnenhof zitten in kooien vechthanen en een neushoren-vogel te treuren. [Couperus – Oostwaarts, 194-196] |
Rechts: Bangsal Kencono [G].
Troonzaal![]() De troonzaal hier recht tegenover; in het binnendak prachtige gouden caissons, gesneden hout met bladgoud overdekt: de talrijke smalle binten zijn als zoovele zonnestralen. Het europeesche gezelschap volgde nu, en kwam weldra aan de pandopo van den sulthan, die even als de paus, op een gouden tabouret was gezeten. [De Wit – Natuur en menschen in Indië, 54-55] Meer informatieDe mooiste van deze pendoppo's is in 1928 door Berlage nagebouwd als Nederlandse bijdrage tot de wereldtentoonstelling in Parijs: een spiegelende marmeren vloer, rijen in donkerrood en goud geschilderde houten pilaren, die een breed gehuifd schaduwspreidend dak dragen; daarbinnen een vaag blinken van lichtkronen, geblazen uit kleurloos Venetiaans glas. [Romein-Verschoor – Met eigen ogen, 31-33] |
Achter de Bangsal Kencono ligt de Prabayeksa [H].
Binnenzaal![]() Op de achtergrond, in de diepte van een galerij, brandt het vlammetje van de vorstelijke aanwezigheid, meer dan twee eeuwen geleden ontstoken (toen het rijk van Mataram werd gesplitst in Jogjakarta en Surakarta), en dag en nacht bewaakt door een speciale dienares; daar bewaart men ook de heilige speren, die bij plechtigheden in het gevolg van de sultan worden meegedragen. Door de spiegelglazen wanden der troonzaal heen flikkert bont als een zwerm kapellen op een bloembed een geheele schaar kleine meisjes, op den marmeren vloer van een tweede, lager gelegen zaal neergehurkt, [...] Meer informatieWat wederom treft in dit heiligste van den Kraton, is het symbolieke Bruiloftsbed, verguld met elaborate snijwerk. Ook worden in vergulde kasten en schrijnen hier heilige Poesaka’s *] bewaard, die wij dien avond bij hooge gratie zullen mogen bewonderen op voorspraak van den Rezident. Een steeds brandende lamp vóór het Bed en tusschen de heilige dingen. De oude vrouwen verzorgen dit gewijde gedeelte van den Kraton; geen man helpt haar in dit werk; om zes uur ’s morgens openen zij de poorten, om zes uur ’s avonds sluiten zij ze; bij feesten zijn het deze vrouwen, die de gewijde wapenen bieden aan wie het recht hebben ze te dragen. *] De macht van de vorst is wel onbeperkt, maar de eerbied van de ondergeschikten gaat niet naar de persoon, maar geldt de magische kracht die wordt toegekend aan de uiterlijke kentekenen van de macht. [Locale Techniek-9-1, 80] Maar het mooiste is de grote dalam (de binnenzaal) van het verblijf. Kijk je omhoog in de spitse zoldering dan is het helemaal Oosters paleis; kijk je achter het ruw-houten schot rechts dan zeg je: Andersen, want daar in een immens praal-ledikant van gepolychromeerd en rijkbesneden hout liggen torenhoog de bonte kussens, rood-en-goud, blauw-en-goud, opgestapeld, waarop de prinses-op-de-erwt een lange nacht wakend heeft doorgebracht.[Romein-Verschoor – Met eigen ogen, 35-36] |
Rechts: Bang Salmanis, de eetzaal [J].
|
Rechts: achter de eetzaal liggen privévertrekken.
De Dalem is het hart des Kratons, [Gomes – Sudah, laat maar, 95-96] |
Ga terug richting de poort, maar houd rechts-aan.
Rechts: ambtenaren [K].
[Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] |
Ga vóór de hoogwaardigheidsbekleders rechtsaf naar de 4de hof.
Steek de hof over.
Links: het Batikmuseum [L].
Ga rechtdoor door de poort naar de 5de hof en ga rechtsaf.
Rechts, op het pad:
![]() [Ferguson – Nu wonen daar andere mensen, 98-101] |
Rechts: de portrettengalerij [M].
Toch hebben zij eens hier – zoals te zien is op foto's in de portrettengalerij – naar Javaanse hoftrant bruiloft gevierd, en hun in glinsterende tooi gehulde bruiden in haar rood en gouden draagstoelen te paard begeleid naar de plaats van de officiële huwelijksvoltrekking, niet anders dan jonge mannen uit hun geslacht dat honderd of tweehonderd jaar geleden plachten te doen. [Haasse – Krassen op een rots, 169-170] |
Ga linksaf, daarna is rechts: Portrettengalerij met werken van Raden Saleh [N].
Raden Saleh
Raden Saleh, de éénige Javaansche kunstschilder van beteekenis was een der merkwaardigste figuren van zijn tijd. [Haasse – Krassen op een rots, 169-170] Meer informatieRaden Saleh Sarief Bastaman [geboren in 1814] behoorde tot een regentenfamilie, welke zich, blijkens den titel Sarief, een Arabischen oorsprong toekende. Hij was verwant zoowel met den regent van Pekalongan als met den in ongenade gevallen regent van Semarang, Soero Adi Menggolo, Reeds in zijn prille jeugd toonde hij aanleg voor teekenen en het ontwerpen van kaarten. Omstreeks 1826 werd hij opgemerkt door den schilder A.A.J. Payen. [Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 221-223] Van Europeesche meesters leerde Raden Saleh ‘een jagende wolkenlucht zich in woelend water te laten spiegelen’. [Nederlandsch-Indisch Huis oud & nieuw-1, 223-225] Slechts constateer ik het feit dat Raden Saleh, hoewel hij was naar geboorte en naar karakter van zijn werk een Indisch kunstschilder, niet was: en nationaal Indisch, of Javaansch kunstenaar. [De Taak, 3, 216-217] In de richting van Raden Saleh kan een Javaan het zeker wel heel ver brengen, maar niet zal daardoor een eigenlijke Javaansche schilderkunst ontstaan. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-4, 269] Een Raden Saleh schijnt van zoo weinig belang te zijn voor Indië dat van bemoeienis van overheidswege geen sprake kan zijn. [De Taak, 3, 167] |
Ga terug naar de 4de hof en houd daar links aan.
Een prins – hij schijnt een oudere broer des Sultans te zijn, maar geboortig uit een bijvrouw – zit gehurkt midden in den tuin, op den grond, rookgerij vóór zich, volgelingen achter zich. Hij neemt geen notitie van de toeristen, die daar gaan, met hun speciale permissie, want het is geen Vrijdag, de dag van toelating tot den Kraton. [Couperus – Oostwaarts, 193] |
Ga door de poort; links en rechts in de poort zijn deuren naar expositieruimten [O].
[Haasse – Krassen op een rots, 170-172] |
Ga rechtdoor naar het Museum van de laatste Sultan HB IX [P].
Ginds zijn de Poesaka’s uitgestald; de antieke heilige dingen: gouden vazen, sirihdoozen, gouden kalkoenen en draken, Garoeda’s – de vogels van Vischnoû – schilden, speren met vergiftigde punten, krissen, lansen. Elk van deze voorwerpen heeft een naam en ik wil u niet zoo vele namen noemen: alle deze Regalia te zamen heeten de Depàtjàrà of Kèpraton; de plaats waar de Sultan ons ontving, zijne officieele ontvangzaal vóór de gewijde verhevenheid van het Bed, heet Poerbàjèskà [Vervoort – Retourtje tropen, 159-162] |
Ga terug naar de ingang van de Kraton.