De laatste waarnemingen zijn gedaan in 2017.
De informatie in PDF formaat.
Op de 5de balustrade is een [Dhyani-]Boeddha te zien in de Witarka-mudra, de houding van het betoog.
|
De Lering daarover – de rechterhand recht omhoog, de palm naar voren, wijsvinger en duim naar elkaar toegebogen. In de vijfde reeks komt naar alle kanten (64 maal in het geheel) eenzelfde Dhyani-Buddha voor en wel Wairocana, de beheerscher van het zenith, met de rechterhand opgeheven, doch zoo, dat de toppen van duim en wijsvinger elkander raken (houding van redeneering). [Korte Gids, 12-13] |
Ga de poort door.
|
Een groote tegenstelling met de overvloedig versierde gaanderijen vormt dan de strenge eenvoud der drie ronde terrassen, welke niets bevatten dan rondom een kring van klokvormige stûpa’s, doorzichtig en elk een Buddha beeld inhoudend. Het contrast is te groot, dan dat het niet opzettelijk zou zijn. [Korte Gids, 9-10] Door de schaduw van een poort sta ik ineens weer in het volle zonlicht met mijn gezicht drijfnat van het zweet oog in oog met tientallen stupa’s op ronde terrassen. Een leger van met ruitvormige gaten opengewerkte en met kantige stekels bekroonde grauwe bulten van steen. Massief rijst erachter de hoofdstupa op die de tempel naar de hemel afsluit, als een deksel dat er van boven af opgezet is.[Wolkers – De kus, 262-264] |
De bovenste terrassen met 72 opengewerkte stupa’s en 1 grote hoofdstupa.
| Komt men door die poorten op de ronde, bovenste terrassen, dan is alles verstild: men heeft er geen handleiding van verhalende reliefs meer noodig voor zijn meditaties, maar beziet – voor het eerst weer het volle uitzicht genietend en de mistroostigheid der eerste oefeningen achter zich latend – de wereld als van een hoger plan. De Boeddhafiguren zijn hier opgesloten in nog opengewerkte klokken, die in drie concentrische ringen rondom het centrum geplaatst zijn, waar een groote, volmaakt gesloten stoepa het heiligste voor alle aanraking met het onreine beschermt; die klokvorm sluit al het accidenteele, en daardoor kenbare buiten en vormt zoo de meest volmaakte verzinnebeelding van het Nirwana. [Nederlandsch Indië – Oud & Nieuw-15, 80, 84-85, 87] |
Op de terrassen wordt de zesde en voornaamste Dhyani-Boeddha aangetroffen, die den naam draagt van Wajrasattwa. Zijn houding is Dharmacakara-mudra, het draaien van het Wiel der Wet.
|
In de 72 koepeltjes zit deze met de rechterhand boven de linker, beide voor de borst, in de houding van iemand, die een radje wil gaan ronddraaien. Dit is dan ook de “houding van het rad der wet” (dharmacakra mudra), d.w.z. de houding van het prediken der Leer, immers de leer verkondigen heet in de gewijde taal “het rad der wet draaien”. [Korte Gids, 13-14] Maar in de doorzichtig gestapelde koepels, die hunne klokken op de terrassen verheffen, zit – of zat – de Boeddha als Mijmer-Boeddha. Hij is daar de historische Çâkyamuni of een der vijf Dhyani-Boeddha's, die onderscheiden worden naar de “Mudrâ's”: de houdingen van beide handen.[Couperus – Oostwaarts, 204-205] |
De terrassen.
|
... naar de hogere platforms, waar tweeënzeventig bodhisattva's naar alle windrichtingen gekeerd mediteren, zelf maar gedeeltelijk zichtbaar in hun klokvormige opengewerkte stupa's, De boeddha's zaten op de bovenste galerij. Ze zaten in de boeddha-zit, onder hun stoepa's, uitkijkend over hemel en aarde. Het leven kon moeilijk zijn, zei de Javaanse gids, maar wie hier was aangekomen, had geen last meer van... Hij lachte... ja, ha, ha, ha... Hij maakte de zin niet af, hij lachte liever dan de ellende en het verdriet bij de naam te noemen. [Couperus – Oostwaarts, 204-205] |
Bij de trap aan de oostkant.
|
Hier is ook de Boeddha waar je een wens mag doen als je door het gat reikt en zijn knieholte aanraakt. Koningin Juliana deed op deze plaats zoals zij onlangs aan Jan van Hillo verklapte, de wens dat de fotografen haar met rust zouden laten. Dat gebeurde niet en het blijkt ook dat je een slangemens moet zijn om die plek te kunnen aanraken. [Wolkers – De kus, 264-265] |
|
[Wolkers – De kus, 265] |
Ga naar beneden via de trappen aan de noordkant.
Ga bij de 3de gaanderij even naar rechts en ga daarna weer terug naar de trap aan de noordkant.
Bij dansen van een danspaar zijn de bewegingen vaak volledig identiek, zoals bij de Balinese lègong. Zeer opvallend is de overeenkomst daarmee bij de danseressen op dit reliëf, al zullen noch Javaanse noch Balinese danseressen ooit zo hoog de benen opheffen of in andere standen zo wijd uiteen zetten. Dat is eerder de stijl van de Voor-Indische danskunst.Bij het orkest staat een baardige man, die met handenklappen de leiding van de dans heeft. [Borobudur, 196] |
Ga, na afgedaald te zijn, rechtdoor.
Volg de weg naar rechts.
.jpg)
Na de tourniquets volgt een grote markt, waar een ‘verplichte route’ moet worden gelopen.
Die route kan ontlopen worden door na de tourniquets rechts aan te houden en zo veel mogelijk langs het hek te gaan.
|
In de schaduw beneden zaten de eigenaars van souvenir-winkeltjes – ‘authentieke', groen uitgeslagen bronzen Boeddha-beeldjes – bij een glaasje koele air jeruk toe te zien hoe de tuans daarboven hun best deden. Weer net als vroeger, zullen de ouderen gedacht hebben. 'Wat zijn ze toch pienter en wat sloven ze zich uit!' |
Als Beheerscher van het Zenith beurt zich de linkerhand vóór de borst met duim en wijsvinger, het argument zijner prediking duidende.
Bovenal beschouwe men ook de poorten, voorzoover die nog aanwezig zijn, met hun rijke bekroning, in het bijzonder die der vierde gaanderij met den boven den ingang zwevende hemelingen.
Het Wiel, de Wetmatigheid, waaraan alle schepselen gebonden zijn – beide handen gekromd over elkaar gebogen.
Boven vier, steeds hooger met vele hoeken omgaande, onoverdekte galerijen, wier nauwlijks manshooge wanden de gebeeldhouwde fries vertoonen, die Boeddha's leven weergeeft, rijzen de drie ronde terrassen, waarop de verschillende koepels. En het hoogste terras verheft de klokvormige stûpa.
Maar ook op gewone dagen is er althans één beeld, dat verering geniet. Het is de eerste buddha aan onze rechterhand wanneer we aan de oostzijde de ronde terrassen betreden. Om de een of andere reden heeft de Javaan die de naam gegeven van de heldhaftige Bima, een bekende figuur uit de wajang. Wie zijn arm door de opening van de stupawand steekt en de vingers van het beeld aanraakt mag een wens doen. Kinderzegen hoeft dit niet speciaal te zijn. Onder de adoranten zijn dan ook nogal wat scholieren en andere examenklantjes. Trouwens, de eerste en enige vraag van vrij wat bezoekers, die rechtstreeks naar boven zijn doorgelopen is: “waar is Bima?” .jpg)
Achter de ronde en stekelige vormen om ons heen strekken zich in de diepte eindeloze klapperplantages uit tot in de blauwe nevelige
Bij dansen van een danspaar zijn de bewegingen vaak volledig identiek, zoals bij de Balinese lègong. Zeer opvallend is de overeenkomst daarmee bij de danseressen op dit reliëf, al zullen noch Javaanse noch Balinese danseressen ooit zo hoog de benen opheffen of in andere standen zo wijd uiteen zetten. Dat is eerder de stijl van de Voor-Indische danskunst.
Op het allerlaagste niveau van deze verheven tempel voltrekt zich de commercie: rijen open stalletjes naast elkaar waar weer duizenden voorwerpen worden verkocht, van bamboe, leer, hoorn, zilver, goud. Hoewel de gevraagde bedragen beschamend laag zijn wordt er door de buitenlandse toeristen hartstochtelijk afgedongen.